ECLI:NL:RVS:2015:3620

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
201503706/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing locatie ondergrondse afvalcontainer in Katwijk

Op 25 november 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, bewoners van Katwijk, in beroep gingen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. Dit besluit, genomen op 20 januari 2015, betrof de aanwijzing van locatie Hercules I voor de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer voor huishoudelijk restafval (ORAC). De appellanten stelden dat zij niet adequaat waren geïnformeerd over het voornemen van het college en dat de locatie ongeschikt was vanwege overlast en veiligheidsrisico's. Tijdens de zitting op 9 oktober 2015 werd het beroep behandeld, waarbij de vertegenwoordigers van het college hun standpunt verdedigden. De Raad van State oordeelde dat de appellanten ontvankelijk waren in hun beroep, ondanks dat zij geen zienswijzen hadden ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat het college bij de aanwijzing van de locatie de beleidsvrijheid had en dat de bezwaren van de appellanten niet opgingen. De Afdeling concludeerde dat de locatie Hercules I in redelijkheid kon worden aangewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukte dat de appellanten niet konden aantonen dat de gekozen locatie niet voldeed aan de vereisten en dat de voorgestelde alternatieven niet haalbaar waren.

Uitspraak

201503706/1/A4.
Datum uitspraak: 25 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Katwijk,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2015 heeft het college, voor zover hier van belang, locatie Hercules I, ter hoogte van de woningen aan [locatie 1] en [locatie 2], te Katwijk, aangewezen als locatie voor een ondergrondse afvalcontainer voor huishoudelijk restafval (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. F.L. Oudshoorn, R. Kloos en S. Agterdenbos, zijn verschenen.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. [appellant] en anderen hebben over het ontwerpbesluit geen zienswijzen naar voren gebracht.
2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
3. [appellant] en anderen betogen dat hen het niet naar voren brengen van zienswijzen redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zij stellen dat de bewoners van de straat Hercules ten onrechte niet per brief of op enige andere wijze zijn geïnformeerd over het voornemen van het college tot het plaatsen van de ORAC’s. Verder betogen [appellant] en anderen dat uit de kennisgeving in het huis-aan-huisblad Katwijk Speciaal niet blijkt dat die betrekking heeft op de straat Hercules. In de kennisgeving staat "Rijnsoever" vermeld. Volgens [appellant] en anderen mochten zij ervan uitgaan dat daarmee de straat en niet de wijk werd bedoeld waarin de straat Hercules is gelegen, omdat in het huis-aan-huisblad altijd de straatnaam waarop het betreffende besluit betrekking heeft wordt genoemd.
3.1. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge artikel 3:13 zendt het bestuursorgaan, indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
3.2. De ORAC op locatie Hercules I is voorzien van een pasjessysteem, zodat de ORAC uitsluitend kan worden gebruikt door omwonenden met een pasje. De ORAC is toegankelijk voor de omwonenden uit de hofjes Regulus en Orion, niet voor de bewoners van de straat Hercules. Nu het bestreden besluit niet is gericht aan de bewoners van de straat Hercules, was het college niet gehouden om het ontwerp hiervan op grond van artikel 3:13 van de Awb aan deze bewoners toe te zenden.
Wat betreft de kennisgeving in het huis-aan-huisblad Katwijk Speciaal heeft het college ter zitting erkend dat het in het huis-aan-huisblad altijd de straatnaam vermeldt waarop een besluit betrekking heeft. Nu het college ter kennisgeving van het ontwerp in het huis-aan-huisblad uitsluitend "Rijnsoever" heeft vermeld en hierbij niet heeft vermeld dat het niet de straat, maar de wijk betreft, hoefden [appellant] en anderen er niet op bedacht te zijn dat door het college de wijk was bedoeld. Hen kan dan ook redelijkerwijs niet worden verweten tegen het ontwerpbesluit geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. Gelet hierop is het beroep van [appellant] en anderen ontvankelijk.
Locatie Hercules I
4. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Katwijk 2010 kan het college aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
5. Bij het aanwijzen van locatie Hercules I heeft het college de nota ‘Plaatsingscriteria ondergrondse afvalcontainers’ gehanteerd.
6. Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle belangen die hierbij betrokken zijn. Daarbij heeft het college beleidsvrijheid. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
7. [appellant] en anderen betogen dat locatie Hercules I niet geschikt is voor het plaatsen van een ORAC. Zij stellen dat zij tijdens het legen van de ORAC door het inzamelvoertuig overlast zullen ondervinden in de vorm van trillinghinder. Verder zullen mensen die niet de beschikking hebben over een pasje hun huisvuilzak volgens [appellant] en anderen naast de ORAC plaatsen. Zij betogen daarnaast dat locatie Hercules I veiligheidsrisico’s oplevert omdat voetgangers, personen in een rolstoel en kinderen, met name wanneer het hard waait, niet zonder gevaar kunnen passeren tijdens het legen van de ORAC door een inzamelvoertuig. Voorts stellen [appellant] en anderen dat door de plaatsing van de ORAC de aanbiedplaats voor de rolcontainers te klein wordt. De door de gemeente geboden oplossing om deze aanbiedplaats naar een parkeervak te verplaatsen is volgens [appellant] en anderen niet gewenst, omdat de parkeerdruk in de wijk hoog is.
7.1. De door het college aangewezen locatie Hercules I bevindt zich op de stoep voor de woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Nu het legen van de ORAC door het inzamelvoertuig slechts enkele minuten in beslag neemt en de frequentie van het legen van de ORAC beperkt is, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het legen van de ORAC door het inzamelvoertuig geen onaanvaardbare trillinghinder voor omwonenden oplevert. Ten aanzien van de vrees van [appellant] en anderen voor het ontstaan van zwerfafval als gevolg van de plaatsing van de ORAC heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet op de juiste wijze ter inzameling aanbieden van afval een aspect van handhaving betreft. Bovendien heeft het toegelicht dat extra ledigingen zullen worden ingepland wanneer de capaciteit van de ORAC onvoldoende blijkt.
Het college heeft daarnaast toegelicht dat in de gemeente Katwijk altijd twee medewerkers op het inzamelvoertuig aanwezig zijn. Het stelt dat deze medewerkers werken volgens de instructie dat één van de medewerkers het inzamelvoertuig bedient en de ander tijdens het legen van de ORAC op de omgeving let. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat vanaf windkracht 7 geen lediging van de ORAC meer mag plaatsvinden en dat tijdens het legen van de ORAC op de stoep overeenkomstig de plaatsingscriteria voldoende loopruimte voor voorbijgangers resteert. Gelet op deze motivering en de foto van de aangewezen locatie bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat zich tijdens het legen van de ORAC onaanvaardbare veiligheidsrisico’s zullen voordoen. Voorts resteert er na de plaatsing van de ORAC, zoals ter zitting door [appellant] en anderen is erkend, voldoende ruimte voor de rolcontainers. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college locatie Hercules I niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen betogen verder dat locatie Hercules I zich op een afstand van hooguit 6,5 m van de voordeuren en de keukenramen van de woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] bevindt, zodat niet wordt voldaan aan de richtlijnen van de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (hierna: NVRD). Zij stellen daarnaast dat niet wordt voldaan aan de in de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 november 2011 (ECLI:NL:RBZLY:2011:BU4878; www.rechtspraak.nl) vermelde vereisten, waarbij zij verwijzen naar een citaat waarin onder meer is vermeld dat hinder voor omwonenden moet worden voorkomen.
8.1. Anders dan [appellant] en anderen veronderstellen, bestaat er geen rechtsregel op grond waarvan het college bij het aanwijzen van een locatie voor de plaatsing van ORAC’s rekening moet houden met de richtlijnen van de NVRD. Het college hoefde aan deze richtlijnen dan ook niet te toetsen. Verder ziet de door [appellant] en anderen aangehaalde uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad op een zaak waarin het ‘Projectplan ondergrondse afvalcontainers voor restafval’ van de gemeente Deventer van toepassing was. In bijlage 1 van dit plan was als plaatsingscriterium voor de plaatsing van ORAC’s opgenomen dat hinder voor omwonenden moet worden voorkomen. Dit projectplan geldt echter niet voor Katwijk, zodat de verwijzing naar die uitspraak reeds daarom niet kan leiden tot het beoogde doel.
Het betoog faalt.
Alternatieven
9. [appellant] en anderen betogen dat er alternatieve locaties voorhanden zijn voor het plaatsen van een ORAC die geschikter zijn dan de bij het bestreden besluit aangewezen locatie Hercules I. Zij wijzen hierbij op drie locaties die dichterbij de originele aanbiedplaatsen voor huishoudelijk afval zijn gelegen, nabij de hofjes Regulus en Orion. [appellant] en anderen voeren aan dat het niet noodzakelijk is om vast te houden aan de door het college gehanteerde norm van een maximale loopafstand van 75 m tussen een ORAC en een perceel, en wijzen er hierbij op dat door andere gemeenten grotere loopafstanden worden gehanteerd.
9.1. Volgens de nota ‘Plaatsingscriteria ondergrondse afvalcontainers’ bedraagt de richtlijn voor de loopafstand naar een container 75 m, maar mag de loopafstand in uitzonderlijke gevallen maximaal 125 m zijn.
9.2. Het college stelt zich op het standpunt dat het slechts in uiterst zeldzame gevallen afwijkt van de in de nota ‘Plaatsingscriteria ondergrondse afvalcontainers’ opgenomen norm voor de loopafstand van 75 m en dat een dergelijk zeldzaam geval zich hier niet voordoet. Het stelt verder dat de door [appellant] en anderen voorgestelde alternatieve locaties tot gevolg hebben dat, teneinde aan de loopafstand van 75 m te voldoen, twee ORAC’s in plaats van één ORAC moeten worden geplaatst. Het stelt dat het nadelige effect hiervan is dat zowel de kosten voor de aanschaf en de plaatsing als de exploitatiekosten toenemen. Verder stelt het college precedentwerking te willen voorkomen.
9.3. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de in de nota ‘Plaatsingscriteria ondergrondse afvalcontainers’ opgenomen norm van 75 m kon hanteren. De normen voor de maximale loopafstand die gelden in andere gemeenten zijn hier niet van toepassing, zodat het college hiermee geen rekening hoefde te houden. Op de voorgestelde locaties kan slechts aan de maximale loopafstand van 75 m worden voldaan als twee ORAC’s in plaats van één ORAC worden geplaatst. Gelet op de extra kosten die dat meebrengt en de precedentwerking die daarvan uitgaat, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid voor locatie Hercules I in plaats van de door [appellant] en anderen genoemde drie alternatieve locaties nabij de hofjes Regulus en Orion heeft kunnen kiezen.
Het betoog faalt.
10. [appellant] en anderen betogen verder dat de locatie aan de overzijde van de straat tegenover de door het college aangewezen locatie Hercules I geschikter is dan laatstgenoemde locatie.
10.1. Het college heeft deugdelijk gemotiveerd dat de door [appellant] en anderen voorgestelde alternatieve locatie niet geschikt is omdat daar een lichtmast staat, er een riool en rioolaansluitingen liggen en omdat er een boom staat die bij de komst van een ORAC mogelijk zal moeten worden verplaatst. Het college heeft dan ook in redelijkheid voor locatie Hercules I in plaats van de door [appellant] en anderen genoemde locatie aan de overkant van de straat kunnen kiezen.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015
457-684.