ECLI:NL:RVS:2016:2741

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
201601328/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "Biesbosch" en de gevolgen voor recreatief nachtverblijf en drinkwaterwinning

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Biesbosch" dat op 12 november 2015 door de raad van de gemeente Drimmelen is vastgesteld. [appellant sub 1], een inwoner van Drimmelen, en de naamloze vennootschap Evides N.V., een drinkwaterbedrijf, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. [appellant sub 1] is van mening dat het bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheden biedt voor recreatief nachtverblijf op zijn gronden, terwijl Evides vreest dat het plan niet voorziet in haar bestaande en toekomstige werkzaamheden met betrekking tot drinkwaterwinning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 augustus 2016 behandeld. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling heeft het beroep van [appellant sub 1] ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er planologische rechten bestaan voor een volwaardige camping voor 100 personen. Het beroep van Evides is gegrond verklaard, omdat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde aanduidingen in het bestemmingsplan ontbreken en dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De Raad van State heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen voor de vernietigde plandelen.

Uitspraak

201601328/1/R2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Drimmelen,
2. de naamloze vennootschap Evides N.V., gevestigd te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Drimmelen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Biesbosch" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Evides beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Evides heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2016, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. R. Ligtvoet, Evides, vertegenwoordigd door mr. C.J. Visser, advocaat te Rotterdam, ing. R.T. Vernooij-Oostveen, drs. H.A.M. Ketelaars, D.L. Spitzers en ir. F.R. Woltjer, en de raad, vertegenwoordigd door P.R.M. Bauer en T. van der Pluijm, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in een regeling voor het gebied de Biesbosch in de gemeente Drimmelen. [appellant sub 1] woont aan de [locatie] te Drimmelen. Hij heeft bezwaar tegen het plan omdat het volgens hem in te beperkte mogelijkheden voorziet om recreatief nachtverblijf aan te bieden op zijn gronden.
Binnen het plangebied liggen drie waterspaarbekkens die worden benut voor drinkwaterwinning. Evides, een drinkwaterbedrijf als bedoeld in de Drinkwaterwet, beheert en exploiteert deze waterspaarbekkens ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening in haar distributiegebied. Zij vreest dat het plan niet voorziet in haar bestaande en toekomstige werkzaamheden en voorzieningen. Met name voorziet het plan volgens haar ten onrechte niet in een noodzakelijke ontgronding van het waterspaarbekken De Gijster ter bestrijding van blauwalg.
De Afdeling zal, na een overweging over het door haar gehanteerde beoordelingskader, eerst het beroep van [appellant sub 1] behandelen en daarna het beroep van Evides. In de bijlage bij deze uitspraak is de tekst van de aangehaalde planregels opgenomen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat het plandeel met de bestemming "Natuur" en de aanduiding "kampeerterrein" ten onrechte leidt tot een beperking van zijn bedrijfsvoering, te weten het laten kamperen van 100 personen op zijn perceel aan de [locatie]. Hij voert aan dat hiertoe ruimere mogelijkheden bestonden dan in het plan voorzien. Hij wijst in dit verband op bij besluiten van 25 april 1989 onderscheidenlijk 13 juni 1989 verleende vrijstellingen als bedoeld in de Kampeerwet, zoals vervangen door de Wet op de Openluchtrecreatie (hierna: Wor). Op grond hiervan konden maximaal 100 personen op zijn gronden recreatief nachtverblijf houden. Na het vervallen van de Wor op 1 januari 2008 en de beëindiging van het voorheen aanwezige agrarische bedrijf is nooit handhavend opgetreden tegen het aanbieden van recreatief nachtverblijf in die omvang. Volgens [appellant sub 1] kan het niet zo zijn dat dit gebruik na het vervallen van de Wor illegaal is geworden. Ook de geschiedenis van de totstandkoming van de Wijziging van de Wor (gefaseerde intrekking van de wet) (hierna: intrekkingswet Wor) wijst volgens hem erop dat de raad planologisch diende te voorzien in het op basis van de vrijstellingen toegestane gebruik. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met de verleende vrijstellingen en had het op zijn weg gelegen om een maatbestemming in het plan op te nemen.
3.1. De raad stelt dat de door [appellant sub 1] bedoelde vrijstellingen betrekking hadden op kamperen bij en in de gebouwen van het agrarische bedrijf dat voorheen aan de [locatie] was gevestigd. Dat agrarische bedrijf is verplaatst in verband met het natuurontwikkelingsproject Zuiderklip. Van kamperen bij of in gebouwen van het agrarische bedrijf zoals was toegestaan op basis van de vrijstellingen is volgens de raad niet langer sprake. Voorts stelt de raad dat het vorige bestemmingsplan "Zuiderklip", vastgesteld door de raad bij besluit van 3 juni 2010 niet voorzag in de mogelijkheid om aan de [locatie] te kamperen. Eerst het onderhavige plan biedt hiertoe volgens de raad weer mogelijkheden. Voor het toekennen van een maatbestemming die ruimere mogelijkheden tot maximaal 100 personen biedt, bestaat volgens de raad geen aanleiding.
3.2. Blijkens de verbeelding is aan het plandeel met de bestemming "Natuur" betreffende de gronden aan [locatie] de aanduiding "kampeerterrein" toegekend.
3.3. Het bestemmingsplan "Biesbosch", vastgesteld bij besluit van 7 oktober 1969 door de raad van de gemeente Made en Drimmelen (thans: Drimmelen) verzette zich niet tegen incidenteel kamperen en verblijven in gebouwen bij de boer. Niet was echter voorzien in een volwaardige, zelfstandige camping.
De bij besluit van 25 april 1989 door het college van burgemeester en wethouders van Made en Drimmelen (thans: Drimmelen) verleende vrijstelling van het verbod als bedoeld in artikel 22, aanhef en onder b, van de Kampeerwet betrof het nabij het bedrijf van [appellant sub 1] plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste vijf tenten of drie tentwagens, met ten hoogste twee bij de drie laatstgenoemde kampeermiddelen te plaatsen tenten, ten behoeve van recreatief nachtverblijf daarin voor een periode van zes weken in enig kalenderjaar.
De bij besluit van 13 juni 1989 door het college van burgemeester en wethouders van Made en Drimmelen verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 22, aanhef en onder c, van de Kampeerwet betrof het toestaan van recreatief nachtverblijf in de gebouwen van het agrarisch bedrijf van [appellant sub 1] aan de [locatie] voor maximaal 100 dagen per jaar, waarbij is bepaald dat maximaal 100 personen tegelijkertijd nachtverblijf mogen houden.
Met ingang van 1 november 1995 is de Wor, voor zover hier van belang, in werking getreden. De Kampeerwet is met ingang van deze datum komen te vervallen. Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Wor, voor zover hier van belang, bleven vergunningen verleend op grond van de artikelen 14, 21, 22 en 27 van de Kampeerwet gedurende twee jaar na inwerkingtreding van de Wor van kracht, voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Bij besluit van 21 oktober 1997 heeft het college van burgemeester en wethouders van Made en Drimmelen besloten dat de verleende vrijstellingen van het verbod van artikel 14 van de Kampeerwet moeten worden gelezen als vergunningen onderscheidenlijk vrijstellingen van het verbod van artikel 8 van de Wor.
Het bij besluit van 10 november 2005 vastgestelde bestemmingsplan "De Zuiderklip" voorzag niet in het gebruik van de gronden aan de [locatie] voor het incidenteel kamperen of verblijven in gebouwen van de boer. Evenmin was voorzien in een volwaardige, zelfstandige camping.
De Wor is met ingang van 1 januari 2008 vervallen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Intrekkingswet Wor (zie Kamerstukken II, 2004/05, 29 829, nr. 3, blz. 21) blijkt, voor zover hier van belang, dat vrijstellingen die op grond van de Wor zijn verleend in beginsel van rechtswege op 1 januari 2008 vervallen; zij kunnen echter op een eerder tijdstip worden ingetrokken of eerder vervallen. Nu niet is gebleken dat de voormelde twee vrijstellingen eerder zijn ingetrokken of vervallen, zijn deze van rechtswege op 1 januari 2008 komen te vervallen.
Het bij besluit van 3 juni 2010 vastgestelde vorige bestemmingsplan "Zuiderklip" (hierna: het vorige plan "Zuiderklip") voorziet niet in het gebruik van de gronden aan de [locatie] voor incidenteel kamperen of verblijven in gebouwen van de boer. Evenmin voorzag dit bestemmingsplan in een volwaardige, zelfstandige camping.
3.4. Het plandeel met de bestemming "Natuur" en de aanduiding "kampeerterrein" voorziet in het gebruik van de gronden aan de [locatie] voor kamperen. Ter zitting is vastgesteld dat [appellant sub 1] geen bezwaar heeft tegen de in artikel 4.4.1 van de planregels opgenomen beperkingen van dit gebruik tot de periode van 1 maart tot 1 december en het maximaal aantal van 10 gelijktijdig aanwezige kampeermiddelen, maar wel tegen het maximale aantal van 40 personen dat gelijktijdig van deze kampeermiddelen gebruik mag maken.
3.5. De Afdeling stelt vast dat de vorige bestemmingsplannen niet voorzagen in de door [appellant sub 1] gewenste volwaardige, zelfstandige camping voor maximaal 100 personen. Voor zover [appellant sub 1] meent dat dit gebruik gelegitimeerd is omdat het was toegestaan krachtens het gebruiksovergangsrecht op grond van vorige planregelingen, overweegt de Afdeling dat naar vaste jurisprudentie de bewijslast dat het overgangsrecht van toepassing is, rust op degene die zich daarop beroept (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4645). [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat bedoeld gebruik onder de werking van het overgangsrecht valt. Daargelaten dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend, volgt uit het vorenstaande dat met het onderhavige plan geen bestaande planologische mogelijkheden voor een zelfstandige, volwaardige camping voor 100 personen zijn wegbestemd. Ook de door [appellant sub 1] overgelegde vrijstellingen voor incidenteel kamperen onderscheidenlijk recreatief verblijven in gebouwen bij de boer voorzien niet in de thans door hem gewenste volwaardige, zelfstandige camping. Reeds hierom kunnen aan deze vrijstellingen geen rechten worden ontleend op basis waarvan in het plan zou moeten worden voorzien in een volwaardige zelfstandige camping. Het betoog over de geschiedenis van totstandkoming van de Intrekkingswet Wor behoeft dan ook geen inhoudelijke bespreking, nog daargelaten dat het vorige plan "Zuiderklip", dat is vastgesteld na de inwerkintreding van de Intrekkingswet Wor, al niet voorzag in het thans door [appellant sub 1] gewenste gebruik. Op grond van het vorenstaande stelt de Afdeling vast dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er planologische rechten bestaan met betrekking tot de gewenste volwaardige, zelfstandige camping voor maximaal 100 personen waarmee de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden bij de vaststelling van het plan.
Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, stelt de Afdeling vast dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat in het kader van de onderhandelingen omtrent de verplaatsing van zijn agrarische bedrijf door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het vorige plan "Zuiderklip" of het onderhavige plan na de verplaatsing van dit agrarische bedrijf zou voorzien in een volwaardige, zelfstandige camping waar maximaal 100 personen kunnen verblijven. Dergelijke verwachtingen kunnen evenmin worden gebaseerd op de omstandigheid dat in dit geval door het gemeentebestuur niet handhavend is opgetreden tegen het aanbieden van recreatief nachtverblijf in die omvang of de omstandigheid dat [appellant sub 1] niet door het gemeentebestuur zou zijn geïnformeerd over de juridische status van dit gebruik. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
De raad heeft zich verder op het standpunt gesteld dat in het gebied de ontwikkeling en het behoud van natuurwaarden en het nabijgelegen stiltegebied voorop staan. Hierbij hoort kamperen met een extensief karakter. Het mogelijk maken van een zelfstandige, volwaardige camping, past volgens de raad niet binnen de beoogde ontwikkeling van het gebied.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan deze belangen dan aan het belang van [appellant sub 1] bij een volwaardige, zelfstandige camping voor maximaal 100 personen. Daarbij is van belang dat de raad uiteen heeft gezet dat het maximum van 40 personen in het plan is opgenomen om het extensieve karakter te waarborgen, nu dit met zich brengt dat de maximaal aanwezige 10 kampeermiddelen gemiddeld een zodanige omvang hebben dat deze geschikt is voor 4 personen. Het door [appellant sub 1] gewenste aantal van maximaal 100 personen zou met zich brengen dat kampeermiddelen kunnen worden geplaatst met een gemiddelde omvang die geschikt is voor 10 personen, zoals legertenten. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding het standpunt van de raad niet te volgen dat daarmee niet langer sprake zou zijn van het beoogde extensieve karakter, passend in de Biesbosch.
Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Natuur" met de aanduiding "kampeerterrein" met de mogelijkheid om ter plaatse maximaal 40 personen te laten verblijven, heeft kunnen toekennen aan de gronden betreffende de [locatie]. Het betoog faalt.
3.6. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Het beroep van Evides
Intrekking
4. Ter zitting heeft Evides haar beroepsgrond dat de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" tot rechtsonzekerheid leidt, ingetrokken.
Aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens"
5. Evides betoogt dat de raad ten onrechte de plandelen met de bestemming "Natuur" zonder de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" heeft vastgesteld voor de door haar beheerde gronden rond de waterspaarbekkens, die rood zijn gearceerd op de kaart die als bijlage 7 bij haar beroepschrift is gevoegd. Daarnaast is volgens Evides onduidelijk of onderhoudswerkzaamheden die niet op reguliere basis plaatsvinden zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 van de planregels mogelijk zijn. Het vorenstaande klemt volgens Evides temeer nu ingevolge artikel 2 van de Drinkwaterwet bestuursorganen zorgdragen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening en bij de uitoefening van bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften door bestuursorganen de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang. Ook wijst Evides in dit verband op het bepaalde in de rijksbeleidsnota Drinkwater.
5.1. Blijkens de verbeelding is aan de drie waterspaarbekkens de bestemming "Water - Spaarbekken" toegekend. Aan de omliggende gronden is de bestemming "Natuur" toegekend. Ter plaatse van verscheidene gronden rondom de waterspaarbekkens is de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" weergegeven. Onder meer ter plaatse van de werkhaven en het nog te vergroten zanddepot is deze aanduiding niet weergegeven.
5.2. De raad heeft in het plan ter plaatse van verscheidene gronden met de bestemming "Natuur" die rood zijn gearceerd op de kaart die als bijlage 7 bij het beroepschrift van Evides is gevoegd, niet de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" weergegeven. Het betreft met name de werkhaven en het nog te vergroten zanddepot en nog enkele andere gronden. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij geen bezwaar ziet tegen het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" ter plaatse van alle gronden die rood zijn gearceerd op de genoemde kaart bij het beroepschrift. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat deze onderdelen betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.
5.3. Wat betreft het betoog dat voor de door Evides verrichte onderhoudswerkzaamheden die niet op zeer reguliere basis plaatsvinden, zoals onderhoud aan de beluchtingsleidingen, mogelijk ten onrechte een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 van de planregels is vereist, geldt het volgende. Ingevolge artikel 4.5.1 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de daar opgesomde categorieën werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Voor zover de door Evides bedoelde onderhoudswerkzaamheden vallen onder de categorieën die zijn vermeld in artikel 4.5.1, valt niet in te zien dat daarop niet de uitzondering van artikel 4.5.2, aanhef en onder c, van toepassing is. Uit die bepaling volgt dat geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 is benodigd voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen. Deze uitzondering geldt immers ook voor activiteiten die niet op heel reguliere basis plaatsvinden. Gelet hierop is voor de bedoelde onderhoudswerkzaamheden aan de spaarbekkens en de bijbehorende voorzieningen die niet op heel reguliere basis plaatsvinden - anders dan bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe drainageleidingen - geen omgevingsvergunning benodigd. Het betoog faalt.
Dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed"
6. Evides betoogt dat de raad ten onrechte de plandelen met de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" heeft vastgesteld voor de door haar beheerde gronden rond de spaarbekkens, die rood zijn gearceerd op de genoemde kaart. Evides voert hiertoe aan dat, anders dan de raad stelt, de bestemmingsgrens niet overeenkomt met de begrenzing van de gronden die in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening 2014) zijn aangeduid als "rivierbed" en ook anderszins niet is gemotiveerd. De bestemmingsgrens dient volgens Evides de contour te volgen van de door haar beheerde gronden rond de waterspaarbekkens, die rood zijn gearceerd op de voormelde kaart, of - daarbinnen - de contour van de dijken dan wel de maatgevende hoogwaterstanden.
6.1. Blijkens de verbeelding is aan alle gronden in het plangebied de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" toegekend, met uitzondering van de gronden betreffende de drie waterspaarbekkens waaraan de bestemming "Water - Spaarbekkens" is toegekend.
Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Verordening 2014, voor zover hier van belang, strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding "rivierbed" mede tot bescherming tegen overstroming.
In de bij de Verordening 2014 behorende kaartbijlage 5 is weergegeven welke gronden zijn aangeduid als "rivierbed".
6.2. Nu de raad bij de vaststelling van het plan artikel 20.1, eerste lid, van de Verordening 2014, in acht dient te nemen, geeft hetgeen Evides heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad gronden die op de kaart in bijlage 5 bij de Verordening 2014 zijn aangeduid als "rivierbed" niet mede heeft kunnen bestemmen voor het behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier.
De raad heeft de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" mede toegekend aan gronden rond de drie waterspaarbekkens die niet zijn aangeduid als "rivierbed" op de kaart in bijlage 5 bij de Verordening 2014, die weer is gebaseerd op de begrenzing van het rivierbed als bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, van het Barro. De raad heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat de dubbelbestemming niet dient te worden toegekend aan gronden die in de Verordening 2014 niet als "rivierbed" zijn aangeduid. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat deze onderdelen betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"
7. Evides betoogt dat de raad ten onrechte de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" heeft vastgesteld voor de door haar beheerde gronden rond de waterspaarbekkens. Zij voert hiertoe aan dat door de aanleg van de dijklichamen de grond is geroerd, zodat de archeologische verwachtingswaarde gering is. Voorts betoogt zij dat de bestemmingsgrens niet op basis van consequente uitgangspunten is getrokken. Zij wijst erop dat ter plaatse van de gronden rond de drie waterspaarbekkens de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" is weergegeven. Aan de betreffende gronden rond waterspaarbekken Honderd en Dertig is wel de dubbelbestemming "Waarde -Archeologie" toegekend, rond De Gijster niet en rond Petrusplaat gedeeltelijk. Voor de gekozen begrenzing van de plandelen ontbreekt een onderbouwing en de dubbelbestemming levert een onnodige beperking van haar gebruiksmogelijkheden op. De bestemmingsgrens dient volgens Evides de contour te volgen van de door haar beheerde gronden rond de waterspaarbekkens.
7.1. De raad stelt dat hij voor het toekennen van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" zowel de bij besluit van 24 januari 2013 vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidskaart als de Verordening 2014 in acht heeft genomen. Daarnaast stelt de raad zich op het standpunt dat het gebruikelijke door Evides gepleegde onderhoud niet onevenredig wordt beperkt door de dubbelbestemming, nu pas een omgevingsvergunning is vereist als meer dan 1.000 m² en op een diepte van meer dan 0,5 m wordt gegraven en ook daarop nog uitzonderingen mogelijk zijn.
7.2. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 9 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5866, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 38a van de Monumentenwet 1988 op het gemeentebestuur de plicht rust zich voldoende te informeren omtrent de archeologische situatie in het gebied alvorens bij het plan uitvoerbare bestemmingen kunnen worden aangewezen en concrete regels voor die bestemmingen kunnen worden vastgesteld. Het onderzoek dat nodig is voor de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden kan blijkens de geschiedenis van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Kamerstukken II 2003/04, 29 259, nr. 3, blz. 46) bestaan uit het raadplegen van beschikbaar kaartmateriaal, maar wanneer het beschikbare kaartmateriaal ontoereikend is, zal plaatselijk bodemonderzoek in de vorm van proefboringen, proefsleuven of anderszins nodig zijn. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5437, is voor het opnemen van een beschermingsregeling ten aanzien van archeologische waarden niet vereist dat de aanwezigheid van de archeologische sporen ter plaatse vaststaat, doch dat aannemelijk is dat dergelijke sporen in het gebied voorkomen.
In de plantoelichting staat dat voor het toekennen van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" de in 2013 door de raad vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidskaart als uitgangpunt is genomen. In deze beleidskaart worden drie verwachtingseenheden onderscheiden: een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. In de archeologische beleidskaart is weergegeven dat de bekkendijken rond waterspaarbekken Honderd en Dertig een middelhoge verwachtingswaarde hebben, die rond De Gijster een lage en die rond Petrusplaat gedeeltelijk een lage en gedeeltelijk een middelhoge. De gronden buiten de bekkendijken hebben een middelhoge verwachtingswaarde, de waterspaarbekkens zelf een lage.
Wat betreft de gronden aan de buitenzijde van de dijklichamen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op basis van de archeologische beleidskaart op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanwezigheid van beschermingswaardige archeologische waarden in de bodem aannemelijk is en dat het toekennen van de archeologische dubbelbestemming gelet op de bescherming van die waarden gewenst is. Daartoe is van belang dat Evides niet heeft betwist dat deze gronden ongeroerd zijn en dat zij volgens de archeologische beleidskaart een middelhoge verwachtingswaarde hebben.
Wat betreft de dijklichamen, heeft Evides ter zitting gesteld dat de bekkendijken rond de drie waterspaarbekkens op gelijke wijze zijn aangelegd. De raad heeft desgevraagd niet aan de hand van onderzoek dat aan de archeologische beleidskaart ten grondslag is gelegd kunnen verklaren waarom desondanks in de archeologische beleidskaart is weergegeven dat de bekkendijken rond de drie waterspaarbekken verschillende archeologische verwachtingswaarden hebben. Voor zover de raad stelt dat de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegekend aan de gronden die op de kaart in bijlage 2 bij de Verordening 2014 zijn aangeduid als "cultuurhistorisch vlak", stelt de Afdeling vast dat de bestemmingsgrens niet met die aanduiding overeenstemt. Gelet op het vorenstaande geeft hetgeen Evides heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad met de verwijzing naar de archeologische beleidskaart en de Verordening 2014 onvoldoende heeft gemotiveerd dat de aanwezigheid van beschermingswaardige archeologische waarden in de bodem van de gronden binnen de contour van de bekkendijken rond de drie waterspaarbekkens aannemelijk is en dat het toekennen van de archeologische dubbelbestemming gelet op de bescherming van die waarden is gewenst. Het betoog slaagt.
Conclusie
8. In hetgeen Evides heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen met de bestemming "Natuur" en daaraan niet de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" is toegekend ter plaatse van de gronden die rood zijn gearceerd op de kaart die als bijlage 7 bij het beroepschrift van Evides behoort, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dat geldt ook voor het plandeel met de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" dat niet is aangeduid als "rivierbed" in Verordening 2014 en voor het plandeel met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" betreffende de gronden binnen de contour van de bekkendijken rond de drie spaarbekkens. Het beroep van Evides is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
9. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor de vernietigde plandelen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Proceskosten
10. De raad dient ten aanzien van het beroep van Evides op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de naamloze vennootschap Evides N.V. gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Drimmelen van 12 november 2015 waarbij het bestemmingsplan "Biesbosch" is vastgesteld, voor zover het betreft:
a. de plandelen met de bestemming "Natuur" en daaraan niet de aanduiding "specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens" is toegekend zoals aangegeven op het aangehechte kaartje;
b. het plandeel met de dubbelbestemming "Waterstaat - Winterbed" voor de gronden die niet zijn aangeduid als "rivierbed" in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant;
c. de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" voor de gronden binnen de contour van de bekkendijken rond de drie waterspaarbekkens;
III. draagt de raad van de gemeente Drimmelen op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen voor de onder II vernietigde onderdelen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Drimmelen tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap Evides N.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Drimmelen aan de naamloze vennootschap Evides N.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kegge
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016
459-743.
BIJLAGE
Planregels behorende bij de inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.46 kampeermiddel
tent, voor zover dit onderkomen kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarbij het oppervlak van dit onderkomen niet meer dan 32 m² bedraagt;
1.47 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;
1.50 minicamping
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning, met daarbij behorende voorzieningen;
1.52 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
Planregels behorende bij de bestemming "Natuur"
Artikel 4 - Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, herstel en de ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke waarden en natuurlijke waarden, waaronder: het karakteristiek afwisselend beeld van kreekbeddingen, open water, rietvelden, grienden, wilgenbossen en andere terreinen langs het water;
b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen aardkundige waarden, waaronder: een samenhangend stelsel van kreken, geulen of killen van diverse omvang, getij-oeverwallen en kreekruggen langs kreken, oudere binnengedijkte en volledig opgevulde kreken(systemen), oude slikken en schorren en overblijfselen van de griendcultuur;
c. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen cultuurhistorische waarden, waaronder: de kreken en killen, platen, schorren en poldertjes (laten alle ontwikkelingsstadia zien van een zoetwatergetijdengebied), grienden, (voormalige) griendwerkersketen, bruggen, dijken, kaden en terpen, en […]:
d. waterhuishouding, waterberging en waterbeheersing met de daarbij behorende oeverstroken;
e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens', bestaande voorzieningen behorende bij de aangrenzende spaarbekkens, waaronder: bekkendijken, laad- en loskaden, pompstations, zanddepots, uitstroomopeningen, schuivencomplexen, bakens ten behoeve van de beveiliging en geleiding van de scheepvaart en wegverkeer, hoogspanningsverdeelstations, compressorstations en bedieningsgebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen landschappelijk zijn ingepast;
f. extensieve recreatie en agrarisch natuurbeheer;
g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kaden, keermuren, duikers, sloten, stuwen, aanlegsteigers, meerpalen, lichten en bakens ten behoeve van de beveiliging en geleiding van de scheepvaart, perceelsontsluitingen en andere voorzieningen;
[…]
l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede voor wonen en de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat […].
m. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'kampeerterrein' en 'bouwvlak', voor zover dit bouwvlak op niet meer dan 50 meter afstand van de aanduiding 'kampeerterrein' is gelegen, mede voor een minicamping, met dien verstande dat de minicamping uitsluitend is toegestaan als nevenactiviteit bij de woning als bedoeld in artikel 4.1 onder l.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Minicamping
Met betrekking tot het gebruik van gronden als bedoeld in artikel 4.1 onder m gelden in ieder geval de volgende regels:
a. het plaatsen en / of geplaatst houden van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
b. uitsluitend is toegestaan de gelijktijdige plaatsing van maximaal 10 kampeermiddelen, waarbij plaatsing van kampeermiddelen uitsluitend is toegestaan in de periode 1 maart tot 1 december;
c. het aantal personen dat gelijktijdig gebruik maakt van de kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4.1.1 onder b mag maximaal 40 bedragen;
d. […];
e. […].
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
b. voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van natuur - voorzieningen spaarbekkens', het uitvoeren van werken of werkzaamheden welke een wijziging van de waterhuishouding of waterstand tot gevolg hebben;
c. het vellen of rooien van houtgewas;
d. het ontginnen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
e. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen;
g. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
h. het aanbrengen van steigers, aanlegplaatsen en vlonders;
i. het diepwoelen/diepploegen van de bodem;
j. het beplanten van gronden;
k. het aanbrengen van banken, afvalbakken, wegwijzers, picknickplaatsen en het aanleggen van lig- en speelweiden en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen;
l. het aantasten van overblijfselen van de griendcultuur;
m. […].
4.5.2 Uitzonderingen
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer, waaronder:
1. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout;
2. het vellen of rooien van houtgewas, indien dit rechtstreeks betrekking heeft op de bescherming en / of de zichtbaarheid van waterstaatswerken, als lichten, bakens, kribben en glooiingen van gronden.
4.5.3 Toetsingscriteria
De in lid 4.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:
a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden, en;
b. indien door die werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 4.1 onder a tot en met c bedoelde waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c. voor zover de gronden zijn gelegen binnen een afstand van 25 meter van de begrenzingslijn van de rivier Amer, de werken en werkzaamheden geen belemmering vormen het functioneren van de vaarweg en / of de veiligheid van het scheepvaartverkeer, met dien verstande dat […]:
Planregels behorende bij de bestemming "Water - Spaarbekken"
Artikel 6 - Water - Spaarbekken
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Spaarbekken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de instandhouding en beheer van spaarbekkens ten behoeve van een waterwinningsbedrijf;
b. bestaande voorzieningen behorende bij de spaarbekkens, waaronder: pompstations, uitstroomopeningen, schuivencomplexen, bakens ten behoeve van de beveiliging en geleiding van de scheepvaart.
Planregels behorende bij de bestemming "Waarde - Archeologie"
Artikel 9 Waarde - Archeologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende middelhoge archeologische (verwachtings)waarden.
9.1.1 De belangen van de in lid 9.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 0,5 m over een oppervlakte van meer dan 1000 m²;
b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m;
d. het verlagen van het grondwaterpeil.
9.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in artikel 9.4.1 is niet van toepassing, indien:
a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
c. de werken en werkzaamheden:
1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
Planregels behorende bij de bestemming "Waterstaat - Winterbed"
Artikel 11 Waterstaat - Winterbed
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Winterbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier.
11.1.1 De belangen van de in lid 11.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.