ECLI:NL:RVS:2016:277

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
201507579/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor nieuwbouw basisschool en woningen in Bergeijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 januari 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een bestemmingsplan voor de nieuwbouw van de Sint Bernardusschool en de bouw van 15 woningen in Bergeijk. Het bestemmingsplan, vastgesteld op 30 juni 2015, is door de raad van de gemeente Bergeijk goedgekeurd. De verzoeker, wonend nabij het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 12 januari 2016. De verzoeker heeft aangevoerd dat het plan haar woon- en leefklimaat zal aantasten, met name door overlast van de nieuwbouw en een vermindering van privacy en lichtinval. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woningbouw geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat met zich zal brengen. De afstand van de nieuwbouw tot de woning van de verzoeker en de maximale bouwhoogtes zijn daarbij in overweging genomen.

Daarnaast heeft de verzoeker betoogd dat het plan leidt tot een toename van verkeersbewegingen en geluidshinder. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de raad de verkeersgeneratie en de benodigde parkeercapaciteit op basis van de geldende richtlijnen heeft berekend en dat er voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Ook is geoordeeld dat de geluidbelasting door het plan niet onaanvaardbaar is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201507579/2/R3.
Datum uitspraak: 29 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Bergeijk,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwbouw St. Bernardusschool 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij brief van 28 oktober 2015 heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 januari 2016, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door A. Oosterwijk en ir. P. Smolders, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening heeft betrekking op het plan dat voorziet in de bouw van een basisschool waarmee de verplaatsing van de Sint Bernardusschool is beoogd en in 15 nieuwe woningen. Het plangebied maakt deel uit van de uitbreidingslocatie Terlo, waarbij Bergeijk aan de zuidwestkant met 150 woningen zal worden uitgebreid.
[verzoeker] woont op het nabijgelegen perceel [locatie] te Bergeijk en verzoekt om schorsing van het plan teneinde onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
3. [verzoeker] voert aan dat het plan haar woon- en leefklimaat zal aantasten en voorts tot overlast voor haar aan-huis-gebonden-bedrijf zal leiden. De lichtinval in de tuin zal worden weggenomen door hoge woningbouw en haar privacy zal worden aangetast.
3.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestemming "Woongebied" op ongeveer 25 m afstand van de woning van [verzoeker] ligt. Het plan maakt woningen met een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 11 m mogelijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich, mede gelet op de reeds bebouwde omgeving waarin het plangebied ligt, in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de voorziene woningbouw geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] met zich zal brengen. Van onevenredig nadelige effecten van het plan wat betreft privacy en lichtinval op het perceel van [verzoeker] is niet gebleken.
4. [verzoeker] voert aan dat het verwijderen van de groenstrook in de Terlostraat tot aantasting van haar uitzicht zal leiden omdat daarmee zicht op de achtertuinen van andere woningen ontstaat. Voorts houdt deze groenstrook verkeers- en omgevingsgeluiden tegen. Om deze reden zou zij graag een buffer van 3 m voor haar huis willen aanleggen. De voorgenomen stoep op deze locatie zorgt juist voor een toename van geluidhinder.
4.1. De raad stelt dat de woning van [verzoeker] nu ook al aan de Terlostraat grenst. De rijbaan zal verder van haar woning af, op 6 m van de gevel, worden gesitueerd en daarvoor komt een buffer met een voetpad, groenstrook en parkeerplaats terug. Het plan staat ter plaatse van de "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden niet in de weg aan zodanige invulling.
Gelet op een en ander acht de voorzieningenrechter de door de raad gewenste invulling op voorhand niet onredelijk. [verzoeker] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de te verwijderen groenstrook dan wel de aan te leggen stoep tot meer dan wel onaanvaardbare geluidhinder zal leiden.
5. [verzoeker] betoogt dat het plan een onevenredige toename van verkeersbewegingen in de Terlostraat tot gevolg heeft die geluidhinder, stank en fijnstof met zich brengen. De berekende toename van verkeersbewegingen klopt niet en daarbij is geen rekening gehouden met de verkeersbewegingen ten gevolge van de buiten dit plangebied voorziene 30 woningen ten oosten van de Terlostraat die op termijn zullen worden gerealiseerd.
[verzoeker] vreest voorts voor een tekort aan parkeerplaatsen. De berekende parkeerbehoefte is volgens haar onjuist en verder is onduidelijk of de benodigde parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd.
Volgens [verzoeker] leidt het plan daarnaast tot een verkeersonveilige situatie in de Terlostraat. Het verschuiven van de rijbaan is volgens haar geen oplossing. Auto's moeten nu via een kronkel op het smalste deel van de weg over een klein parkeerterrein af- en aanrijden. Ook het in- en uitrijden van de Terlosstraat is onveilig.
5.1. Ten behoeve van het plan is door ADVIN Adviseurs en Ingenieurs onderzoek gedaan naar de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeercapaciteit. In het rapport "Verkeersadvies nieuwbouw St. Bernardus" van 12 februari 2015 (hierna: verkeersrapport) staat dat het gemeenschapshuis en de natuurtuin thans een verkeersgeneratie van 120 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) in de Terlostraat tot gevolg hebben. Op basis van de kencijfers voor verkeersgeneratie van CROW is een inschatting gemaakt van de toename van verkeersbewegingen ten gevolge van de basisschool en de uitbreiding van de bestaande peuterspeelzaal, hetgeen 294 mvt/etmaal betreft. In paragraaf 4.6 van de plantoelichting is daarnaast op basis van de kencijfers een aantal van 111 mvt/etmaal voor de in dit plan voorziene woningen berekend, zodat is vastgesteld dat het plan leidt tot een toename van 405 mvt/etmaal.
De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt waarom de raad niet van de kencijfers van CROW heeft kunnen uitgegaan voor het bepalen van de verkeersaantrekkende werking van het plan.
5.1.1. Met behulp van de NIBM-rekentool is berekend wat de gevolgen zijn van het plan voor de luchtkwaliteit. Volgens deze berekeningen draagt een toename van 405 mvt/etmaal niet in betekende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht van zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat de eisen inzake luchtkwaliteit niet aan de vaststelling van het plan in de weg staan.
5.1.2. In het door CroonenBuro5 opgestelde akoestisch rapport "St. Bernardusschool te Bergeijk" van 7 april 2015 is naast de 405 mvt/etmaal ten gevolge van het plan tevens uitgegaan van de verkeersbewegingen van de buiten dit plangebied voorziene woningen ten oosten van de Terloostraat, hetgeen neerkomt op 783 mvt/etmaal in de Terlostraat. Hieruit volgt dat ter plaatse van de woning van [verzoeker] sprake is van een afname van de geluidbelasting vanwege het verkeer in de Terlostraat ten opzichte van de huidige situatie dan wel van een gelijkblijvende situatie, zodat het woon-en leefklimaat niet zal worden aangetast.
Naar voorlopig oordeel is gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat het plan een onevenredige toename van verkeersbewegingen in de Terlostraat tot gevolg heeft die onaanvaardbare geluidhinder met zich zal brengen. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat het plan gelet daarop zal leiden tot onaanvaardbare geurhinder.
5.2. Op basis van de parkeerkencijfers en aanwezigheidspercentages van het CROW is voorts in het verkeersrapport berekend dat voor de basisschool, peuterspeelzaal, gemeenschapshuis en natuurtuin overdag 20 parkeerplaatsen en 's avonds 31 parkeerplaatsen nodig zijn. Rekening houdend met het tijdelijk parkeren voor het halen en brengen van kinderen bestaat ten gevolge van het plan behoefte aan 38 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. In de plantoelichting staat dat bij de herinrichting van de Terlostraat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, hetgeen voorts in artikel 12.3 van de planregels is vastgelegd.
In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad van een te lage parkeerbehoefte is uitgegaan en zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien. Niet aannemelijk is gemaakt dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de Terlostraat.
5.3. Wat betreft de verkeersveiligheid staat in de plantoelichting dat voor de nieuwe indeling van de Terlostraat de richtlijnen van het CROW voor duurzame veilige weginrichting zal worden gevolgd. Voorts geldt een toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur. Volgens de raad dragen bochten en keerpunten voorts bij aan het beperken van de snelheid in dit gebied en is de verkeersveiligheid in het gebied met de gekozen inrichting voldoende gewaarborgd. Daarbij wijst de raad er op dat de huidige basisschool aan een doorgaande weg met een maximaal toegestane snelheid van 50 km/per uur ligt en die locatie daarom minder verkeersveilig is voor kinderen. De voorzieningenrechter komt dit op voorhand niet onredelijk voor.
6. [verzoeker] betoogt dat het plan leidt tot een toename van geluidhinder vanwege de voorziene woningen en de basisschool. Hierdoor zal haar woon- en leefklimaat worden aangetast en voorts heeft dit een negatieve invloed op de aanwezige flora en fauna.
6.1. Uit het door Anteagroup opgestelde rapport "Akoestisch onderzoek stemlawaai nieuwbouw St. Bernardusschool" van 10 april 2015 volgt dat de etmaal gemiddelde geluidbelasting vanwege stemgeluid op het schoolplein en in de openbare ruimte op de woning van [verzoeker] maximaal 35,8 dB(A) bedraagt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad een dergelijke geluidbelasting in redelijkheid niet als een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] kunnen achten. Hetzelfde geldt voor eventuele geluidhinder door omwonenden in een bebouwde omgeving. Met hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd heeft zij, mede gelet op de inhoud van de bij het plan gevoegde Quickscan flora en fauna van 27 januari 2015, voorts niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezige flora en fauna zal worden verstoord door geluidhinder.
De voorzieningenrechter ziet daarom voorshands geen grond voor het oordeel dat het plan onevenredige geluidhinder tot gevolg zal hebben.
7. [verzoeker] betoogt dat het plan tot veel verharding leidt en het waterhuishoudkundige plan onvoldoende is. Er is volgens haar ondeugdelijk en onvoldoende onderzoek gedaan. Daarbij verwijst [verzoeker] naar de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2011 in zaak nr. 201010657/1/R3 en de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:3883 (www.rechtspraak.nl).
7.1. In de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2011 is geoordeeld dat het aan de uitwerkingsplannen "Terlo uitwerking 1" en "Terlo uitwerking 2" ten grondslag liggende onderzoek naar de waterhuishoudkundige gevolgen van de voorziene woningbouw onvoldoende is geweest. Aanvullend is het rapport "Functioneren Breerijt" opgesteld waarin een aantal maatregelen is voorgesteld om wateroverlast te voorkomen. Dit rapport is door een onafhankelijke deskundige beoordeeld. In voormelde uitspraak is overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat in het rapport "Functioneren Breerijt" is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten en dat de daarin genoemde maatregelen niet afdoende zijn om een verdere toename van de wateroverlast in de omgeving ten gevolge van de uitvoering van de uitwerkingsplannen te voorkomen. Gelet hierop heeft de Afdeling de goedkeuringsbesluiten van beide uitwerkingsplannen weliswaar vernietigd, maar bepaald dat de rechtsgevolgen van deze plannen geheel in stand blijven.
Aan dit plan liggen dezelfde waterhuishoudkundige rapporten ten grondslag die betrokken waren in de zaak nr. 201010657/1/R3. In de enkele stelling van [verzoeker] dat de aan te leggen bergingsvijvers in het plangebied onvoldoende zijn, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een andersluidend oordeel over de waterhuishoudkundige gevolgen van de verwezenlijking van het woongebied Terlo. Voorts is in voormelde uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant geoordeeld dat onduidelijk is of drie verleende watervergunningen voor buiten het plangebied voorziene bergingsvijvers voldoen aan de uitgangspunten in deze waterhuishoudkundige rapporten en de maatregelen in die vergunningen voorts deels afwijken van de maatregelen in de rapporten. Nu de rapporten geen onderwerp van geschil waren in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant en daarover derhalve geen oordeel is gegeven, is die uitspraak niet relevant voor de onderbouwing van de waterhuishouding van dit plan.
8. [verzoeker] betoogt dat renovatie van het bestaande basisschoolgebouw financieel gezien een betere keuze is, omdat hiervoor minder publieke middelen hoeven te worden aangewend dan voor de realisatie van een nieuw gebouw op een andere locatie.
8.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Over de keuze voor de verplaatsing van de basisschool stelt de raad dat nieuwbouw van de basisschool in een woonomgeving voorkeur heeft boven een grondige renovatie van een te groot en oud schoolgebouw dat decentraal ten opzichte van het verzorgingsgebied ligt. Daarnaast is gekozen voor deze locatie in de directe nabijheid van het gemeenschapshuis, sportvelden en de natuurtuin, zodat de voorzieningen in de kern gecentreerd zijn en een multifunctionele omgeving kan ontstaan. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid tot deze keuze heeft kunnen komen.
9. [verzoeker] vreest voor schade aan haar woning als gevolg van trillingen van het bouwverkeer en de toename van verkeersbewegingen. Zij verzoekt om een nulmeting. In het kader van de financiële uitvoerbaarheid is hiermee geen rekening gehouden.
9.1. Volgens de raad beperken de maximale snelheid en de verkeersremmende maatregelen in de Terlostraat de trillingen en zal eventuele overlast bij de bouw in overleg met omwonenden zoveel mogelijk worden voorkomen.
9.2. De voorzieningenrechter overweegt dat schade vanwege bouwverkeer geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Wat betreft de toename van verkeersbewegingen in de Terlostraat bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen grond voor de verwachting dat het intensievere gebruik van de Terlostraat zodanige schade aan de woning van [verzoeker] met zich zal brengen dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht hadden moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Voorts is de stelling dat dit tot ernstige schade aan haar woning zal leiden niet gestaafd, zodat op voorhand geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het plan gelet daarop financieel niet uitvoerbaar is dan wel dat reeds voor de vaststelling van het plan een nulmeting had moeten worden verricht.
10. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden en bestaat, na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Matulewicz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2016
45-758.