ECLI:NL:RVS:2016:3520

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
201601826/1/V2 en 201601826/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 7 februari 2016 was afgewezen. De rechtbank had op 7 maart 2016 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde gronden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom werd het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan op 1 april 2016 en is geregistreerd onder de ECLI:NL:RVS:2016:3520. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is van belang voor de rechtsontwikkeling binnen deze rechtsgebieden.

Uitspraak

201601826/1/V2 en 201601826/2/V2.
Datum uitspraak: 1 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank), van 7 maart 2016 in zaken nrs. 16/2373 en 16/2376 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 7 maart 2016 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van Loon
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2016
238/802.