ECLI:NL:RVS:2017:1339

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
201408708/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.B.M. Hent
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer 13/5471, een beslissing genomen die de staatssecretaris niet beviel. Tijdens de zitting op 20 april 2017 heeft de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, het hoger beroep echter ingetrokken. Dit leidde tot een verzoek van de verzoekers, [verzoeker A] en [verzoekster B], om proceskostenvergoeding in verband met de gemaakte kosten voor het indienen van een verweerschrift.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de verzoekers gegrond verklaard. De Afdeling overwoog dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten bij intrekking van het hoger beroep. De staatssecretaris had het hoger beroep ingetrokken nadat de verzoekers kosten hadden gemaakt, wat de Afdeling als voldoende aanleiding zag om de verzoeken tot proceskostenvergoeding toe te wijzen.

De Raad van State heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. D.A.C. Slump en de leden mr. A.B.M. Hent en mr. G.M.H. Hoogvliet, in aanwezigheid van griffier mr. C.C.J. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.

Uitspraak

201408708/1/A3.
Datum uitspraak: 24 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker A] en [verzoekster B]
(hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te [woonplaats],
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014 in zaak nr. 13/5471.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2017, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, en [verzoeker], vertegenwoordigd door drs. M.S.J. Hoorntje, rechtsbijstandverlener te Oosterhout, zijn verschenen.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht het college te veroordelen in de bij hem in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten, zijnde de kosten voor het indienen van een verweerschrift.
Overwegingen
1.    Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
"In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld."
2.    De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken, nadat [verzoeker] kosten heeft gemaakt voor het indienen van het verweerschrift. De Afdeling ziet hierin aanleiding het verzoek als gegrond toe te wijzen. Hetgeen de staatssecretaris als verweer heeft aangevoerd noopt niet tot een ander oordeel.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoekster B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Slump    w.g. De Wilde
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017
598.