ECLI:NL:RVS:2017:1339
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- A.B.M. Hent
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 september 2014. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer 13/5471, een beslissing genomen die de staatssecretaris niet beviel. Tijdens de zitting op 20 april 2017 heeft de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, het hoger beroep echter ingetrokken. Dit leidde tot een verzoek van de verzoekers, [verzoeker A] en [verzoekster B], om proceskostenvergoeding in verband met de gemaakte kosten voor het indienen van een verweerschrift.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de verzoekers gegrond verklaard. De Afdeling overwoog dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten bij intrekking van het hoger beroep. De staatssecretaris had het hoger beroep ingetrokken nadat de verzoekers kosten hadden gemaakt, wat de Afdeling als voldoende aanleiding zag om de verzoeken tot proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. D.A.C. Slump en de leden mr. A.B.M. Hent en mr. G.M.H. Hoogvliet, in aanwezigheid van griffier mr. C.C.J. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.