ECLI:NL:RVS:2017:1427

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
201607500/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over de kinderopvangtoeslag 2009 voor appellante door de Raad van State

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 30 augustus 2016 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 terecht op nihil had vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen had eerder, op 21 juli 2015, besloten om de kinderopvangtoeslag voor [appellante] vast te stellen op nihil, na een herziening van een eerder toegekend voorschot. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, ondanks dat de definitieve vaststelling meer dan vijf jaar na het berekeningsjaar plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn geen strijd met de wet opleverde, omdat het bedrag van de definitieve vaststelling niet lager was dan het laatst toegekende voorschot.

Tijdens de zitting op 17 mei 2017 heeft [appellante] haar gronden over de informatievoorziening en de toepassing van Richtlijn 93/13/EEG ingetrokken. De Belastingdienst/Toeslagen erkende dat er geen twijfel bestond over de authenticiteit van een relevante brief, maar dit had geen invloed op de uitkomst van de zaak. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de terugvordering van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag niet aan de orde was in deze procedure, omdat dit onderdeel was van een eerdere procedure die in rechte onaantastbaar was geworden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag voor 2009 op nihil mocht vaststellen. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201607500/1/A2.
Datum uitspraak: 31 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2016 in zaak nr. 15/6408 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 voor [appellante] vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 30 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 augustus 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2017, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] heeft op 12 februari 2009 een digitale aanvraag gedaan voor kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aanvankelijk een voorschot toegekend, het laatst een bedrag van € 6.688,00 bij besluit van 9 december 2010. Bij besluit van 19 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien naar nihil en de teveel betaalde voorschotten van haar teruggevorderd. Bij besluit van 11 maart 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft na vereenvoudigde behandeling bij uitspraak van 24 juni 2014 het beroep tegen het besluit van 11 maart 2014 niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen deze uitspraak gedane verzet heeft de rechtbank bij uitspraak van 28 november 2014 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 21 juli 2015 genomen. Tegen dit besluit heeft [appellante] bezwaar gemaakt, omdat de termijn voor de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor 2009 is overschreden. Andere gronden heeft zij niet aangevoerd. Aan het besluit van 30 november 2015, waarbij het besluit van 21 juli 2015 is gehandhaafd, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de termijn van de definitieve vaststelling weliswaar is overschreden, maar dat het een termijn van orde betreft.
Het oordeel van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de kinderopvangtoeslag over 2009 weliswaar meer dan 5 jaar na het berekeningsjaar definitief is vastgesteld, maar dat dit niet in strijd is met onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1484. Het bedrag van de definitieve vaststelling is niet lager dan het bedrag van het laatste voorschot dat binnen 5 jaar na afloop van het berekeningsjaar is toegekend en eveneens nihil bedroeg. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de brieven van 8 en 10 september 2015 niet onduidelijk of tegenstrijdig zijn. De rechtbank is [appellante] evenmin gevolgd in haar stelling dat het besluit van 30 september 2015 in strijd is met onder meer Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, PbEG 21 april 1993, L 95/29 (hierna: Richtlijn 93/13/EEG), reeds omdat [appellante] die stelling niet heeft onderbouwd.
Het hoger beroep
3.    [appellante] heeft de gronden over de informatievoorziening door de Belastingdienst/Toeslagen en over het van toepassing zijn van Richtlijn 93/13/EEG ingetrokken. Deze gronden behoeven derhalve geen bespreking meer.
4.    [appellante] heeft geen gronden aangevoerd tegen het hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen, ondanks de overschrijding van de termijn van 5 jaar na het berekeningsjaar, de kinderopvangtoeslag over 2009 mocht vaststellen op nihil. Zij betoogt dat zij ten onrechte een dwangbevel heeft ontvangen en dat te veel van haar is teruggevorderd. Verder zou uit de brief van 14 november 2009 en de toekenning van het voorschot op 9 december 2010 volgen dat zij niets hoefde terug te betalen. Voorts stelt zij dat ook uit het besluit van 21 juli 2015 volgt dat alle voorgaande besluiten, waaronder de invorderingen, zijn vervallen.
4.1.    In geschil is aan de orde of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag 2009 voor [appellante] definitief kon vaststellen op nihil.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting erkend dat, anders dan in de schriftelijke uiteenzetting is gesteld, geen twijfel kan bestaan over de authenticiteit van de brief van 14 november 2009. In deze brief is het volgende vermeld: "U ontving onlangs een beschikking kinderopvangtoeslag 2009, beschikkingsnummer 1555.74.085.T.9.00011 ten bedrage van € 6.888,00. U hoeft dit bedrag niet te betalen, omdat € 558,00 is afgeboekt op beschikkingsnummer 1555.74.085.T.9.00201." De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de schriftelijke uiteenzetting en ter zitting toegelicht dat deze brief een mededeling inhoudt van een verrekening met een terug te vorderen bedrag met het voorschot kinderopvangtoeslag over december 2009.
[appellante] heeft op de brief van 14 november 2009 een beroep gedaan als onderbouwing van haar stelling dat zij het teveel ontvangen bedrag aan kinderopvangtoeslag over 2009 niet hoeft terug te betalen. De terugvordering is in deze procedure echter niet aan de orde, maar maakte deel uit van de procedure over het besluit van 19 november 2013, waarbij het voorschot is vastgesteld op nihil. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden na de uitspraak van de rechtbank van 28 november 2014. Het betoog van [appellante] daarover kan alleen al hierom niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Overigens betekent de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2009 niet dat de besluiten omtrent de terugvordering zijn vervallen.
Het betoog faalt.
5.    De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag 2009 voor [appellante] kon vaststellen op nihil.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Pans    w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017
17.