ECLI:NL:RVS:2017:1445

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
201606777/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing registratie scooter zonder keuring door RDW

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 26 juli 2016 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door de RDW van een verzoek van [appellant] om de registratie van een elektrische scooter te heractiveren zonder dat deze gekeurd hoeft te worden door een keuringsstation. De RDW had eerder, op 18 augustus 2015, het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat de scooter als gesloopt geregistreerd stond. De rechtbank oordeelde dat de RDW zich terecht op het standpunt stelde dat heractivering van de registratie alleen mogelijk is na keuring van het voertuig.

Tijdens de zitting op 2 mei 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] voerde aan dat de RDW de registratie zou moeten heractiveren omdat er typegoedkeuringskenmerken op het frame van de scooter staan. De Afdeling oordeelde echter dat de RDW op basis van de geldende wet- en regelgeving, met name artikel 25 van het Kentekenreglement, terecht eiste dat de scooter gekeurd moest worden voor herregistratie. De rechtbank had bovendien terecht geoordeeld dat de beëindiging van de registratie door de vorige eigenaar in deze procedure niet aan de orde kon komen, omdat daartegen geen rechtsmiddelen waren aangewend.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 mei 2017.

Uitspraak

201606777/1/A2.
Datum uitspraak: 31 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 juli 2016 in zaak nr. 15/3255 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2015 heeft de RDW een verzoek van [appellant] om registratie van een scooter, zonder keuring door een keuringsstation, afgewezen.
Bij besluit van 26 oktober 2015 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2017, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft een elektrische scooter gekocht. De scooter is door de vorige eigenaar afgemeld in verband met sloop van het voertuig. Bij e-mail van 30 juli 2015 heeft [appellant] de RDW verzocht de registratie van de scooter weer te activeren. De RDW heeft bij e-mail van 3 augustus 2015 te kennen gegeven dat de scooter is geregistreerd als gesloopt, en dat [appellant] voor heractivatie van de registratie de scooter kan aanbieden bij een keuringsstation van de RDW. Omdat [appellant] zich niet kan vinden in die gang van zaken, heeft hij de RDW om een beslissing verzocht. Daarop heeft de RDW bij besluit van 18 augustus 2015 het verzoek van [appellant] om registratie zonder keuring van de scooter afgewezen. Bij besluit van 26 oktober 2015 heeft de RDW de afwijzing gehandhaafd.
2.    De rechtbank heeft het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank allereerst geoordeeld dat het betoog van [appellant], dat de registratie als sloopvoertuig door de vorige eigenaar slechts was aangevraagd omdat een tijdelijke schorsing niet mogelijk was, in deze procedure niet aan de orde kan komen. De registratie van de scooter is bij besluit van 23 januari 2013 beëindigd en daartegen is geen rechtsmiddel aangewend, zodat dat besluit in rechte vaststaat. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de RDW zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat op grond van artikel 25, zevende lid, van het Kentekenreglement (hierna: Kr) bij heractivering van de registratie is vereist dat de scooter gekeurd wordt door de RDW.
Wettelijk kader
3.    Artikel 48, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) luidt: "Inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling vinden, tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van de daarvoor door deze dienst vastgestelde tarieven, plaats op aanvraag van:
a. in Nederland woonachtige natuurlijke personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt […]."
Het tweede lid luidt: "Inschrijving in het kentekenregister vindt slechts plaats indien het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de inschrijving wordt verlangd, overeenkomstig artikel 22 of 26 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg en, indien na die toelating wijziging is aangebracht in de bouw of inrichting van dat voertuig, die wijziging, behoudens in het geval dat geen goedkeuring is vereist, overeenkomstig artikel 99, eerste lid, of 100, eerste lid, is goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg."
Artikel 8, tweede lid, van de Regeling kentekenbewijzen, zoals deze regeling gold ten tijde van belang, luidt: "Indien door een ander dan een erkend bedrijf […] wordt gemeld dat een voertuig voorgoed buiten gebruik wordt gesteld, verklaart de Dienst Wegverkeer het kentekenbewijs ongeldig, indien de melding betrekking heeft op: […] b. bromfiets […] ."
Artikel 25, eerste lid, van het Kr luidt: "De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd, stelt het voertuig voor een onderzoek ter beschikking bij de Dienst Wegverkeer en legt een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over."
Het zevende lid luidt: "Het eerste en het derde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien inschrijving en tenaamstelling wordt aangevraagd voor een voertuig dat reeds eerder was ingeschreven en tenaamgesteld en blijkens het kentekenregister:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld; […]"
Artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) luidt:
"Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. […]"
Hoger beroep
4.    [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW de registratie alleen al zou moeten heractiveren omdat op het frame van de scooter typegoedkeuringskenmerken zijn vermeld.
4.1.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de RDW zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit artikel 25, eerste lid, gelezen in samenhang met het zevende lid, van het Kr volgt, dat [appellant] voor de inschrijving en tenaamstelling van de scooter, de scooter voor onderzoek aan de RDW ter beschikking dient te stellen. [appellant] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat inschrijving en tenaamstelling zonder onderzoek moeten plaatsvinden omdat voor de scooter een typegoedkeuring is verleend. Noch uit artikel 25 van het Kr, noch uit enige andere bepaling van het Kr en de Wvw volgt dat in het geval van de herregistratie van een voorgoed buiten gebruik gesteld voertuig onderzoek door de RDW achterwege blijft, indien voor dat voertuig een typegoedkeuring is verleend. Bovendien heeft de RDW er terecht op gewezen dat dit onderzoek noodzakelijk is om vast te stellen dat het voertuig waarop de aanvraag om inschrijving en tenaamstelling ziet, het door [appellant] gestelde voertuig is.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt verder tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beëindiging van de registratie van de scooter, door de vorige eigenaar, in deze procedure niet aan de orde kan komen. De rechtbank heeft daarover terecht geoordeeld dat het besluit van 23 januari 2013, waarbij de registratie is beëindigd, in rechte vaststaat, omdat daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend.
6.    [appellant] betoogt tot slot evenzeer tevergeefs dat de rechtbank de in artikel 6, eerste lid, van het EVRM bedoelde termijn heeft overschreden. In zaken met een voorafgaande bezwaarschriftprocedure vangt de termijn aan op het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, heeft voor de berechting van een zaak in eerste aanleg als uitgangspunt te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt, indien de rechter in eerste aanleg niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. In deze termijn is de duur van een eventuele bezwaarschriftprocedure inbegrepen. In dit geval zijn sinds de ontvangst door de RDW van het bezwaarschrift van [appellant] tegen het besluit van 18 augustus 2015, op 26 augustus 2015, tot de uitspraak van de rechtbank op 26 juli 2016 geen twee jaar verstreken.
7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Baart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017
799.