ECLI:NL:RVS:2017:1840

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
201605011/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 17 juni 2016 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die op 5 augustus 2015 de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingetrokken en een inreisverbod had uitgevaardigd. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling op 4 maart 2016 ongegrond.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.P.F. Hoens, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Tijdens het hoger beroep heeft de vreemdeling aanvullende stukken ingediend, waaronder een arbeidsovereenkomst en een besluit dat na de aangevallen uitspraak is genomen. De Raad van State oordeelt dat deze stukken niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat ze betrekking hebben op een periode na de uitspraak van de rechtbank.

De Raad van State concludeert dat de argumenten die in hoger beroep zijn aangevoerd, niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. Er zijn geen vragen gerezen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond beschouwd en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201605011/1/V2.
Datum uitspraak: 7 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 17 juni 2016 in zaak nr. 16/6068 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2015 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en tegen haar een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 4 maart 2016 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De door de vreemdeling in hoger beroep overgelegde arbeidsovereenkomst van 5 september 2016, en het door haar in hoger beroep ingeroepen Besluit van 21 juni 2016, nummer WBV 2016/7, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Stcrt. 2016, nr. 33962) dateren van ná de aangevallen uitspraak. De inhoud van die stukken ziet verder niet op de periode vóór de aangevallen uitspraak. Nu de aangevallen uitspraak ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) dwingend als object van hoger beroep is aangewezen, kunnen deze stukken niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken.
2.    Hetgeen overigens in hoger beroep is aangevoerd, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, met dat oordeel volstaan.
3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Fernandez
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2017
753.