ECLI:NL:RVS:2022:3827

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
202105106/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 juli 2021 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd op 15 april 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De staatssecretaris weigerde ook een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Na de afwijzing maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit werd op 9 december 2019 ongegrond verklaard. De staatssecretaris nam op 14 december 2020 een aanvullend besluit, maar de rechtbank bevestigde de eerdere afwijzing. In hoger beroep diende de vreemdeling nieuwe stukken in om zijn familiebanden aan te tonen, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat deze stukken niet konden worden meegenomen in de beoordeling, omdat ze na de uitspraak van de rechtbank waren ingediend en geen gerechtvaardigde verklaring was gegeven voor het niet eerder overleggen van deze stukken. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202105106/1/V2.
Datum uitspraak: 20 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 8 juli 2021 in zaak nr. 20/101 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen en geweigerd hem een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 9 december 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De staatssecretaris heeft op 14 december 2020 een aanvullend besluit genomen.
Bij uitspraak van 8 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft voor het eerst in hoger beroep nieuwe stukken ingediend om de familieband met zijn gestelde partner en dochters aan te tonen. Daarover overweegt de Afdeling het volgende. De documenten en foto’s van een reis die de vreemdeling met zijn gestelde gezin naar Senegal heeft gemaakt, en de stukken die zien op de erkenning door de vreemdeling van zijn gestelde dochters, dateren van na de aangevallen uitspraak en hebben ook betrekking op feiten die zich na die uitspraak hebben voorgedaan (vergelijk de uitspraak van 7 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1840). Het op zijn verzoek opgestelde DNA-onderzoek dateert ook van na de aangevallen uitspraak, maar gaat over feiten die zich al vóór de aangevallen uitspraak voordeden. De vreemdeling heeft echter geen gerechtvaardigde verklaring gegeven waarom dit stuk niet al in beroep kon worden opgesteld en overgelegd (vergelijk de uitspraak van 14 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1590). Gelet hierop kan de Afdeling de in hoger beroep nieuw overgelegde stukken ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 niet betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep. De vreemdeling kan deze stukken overleggen bij het indienen van een nieuwe verblijfsaanvraag.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
936