ECLI:NL:RVS:2017:2035

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
201704860/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen handhaving van last tot beëindiging van recreatief gebruik van onroerend goed

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door Landgoed Sollewerf B.V., dat in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn vernietigd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende aanleiding is om de handhaving van de last tot beëindiging van het recreatief gebruik van de woningen en bijgebouwen op het perceel Solleweg 50 te Beekbergen te schorsen.

Het college had op 6 april 2016 aan Landgoed Sollewerf gelast om het verhuren van de woningen en bijgebouwen als recreatiewoning te beëindigen. Dit besluit werd door het college in oktober 2016 ongegrond verklaard, maar de rechtbank heeft in mei 2017 het beroep van Landgoed Sollewerf gegrond verklaard voor bepaalde onderdelen. Landgoed Sollewerf verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor forse dwangsommen en onevenredige schade als gevolg van de handhaving.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van Landgoed Sollewerf afgewogen tegen de belangen van het college en de verzoekers om handhaving. Hij concludeert dat het algemeen belang bij handhaving zwaarder weegt dan de financiële belangen van Landgoed Sollewerf. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er onvoldoende twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de handhaving en de termijn tot 1 september 2017 voldoende gelegenheid biedt voor het annuleren van boekingen.

Uitspraak

201704860/2/A1.
Datum uitspraak: 28 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed Sollewerf B.V. en [verzoeker], gevestigd respectievelijk wonend te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, (hierna tezamen in enkelvoud: Landgoed Sollewerf),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2017 in zaak nr. 16/6851 in het geding tussen:
Landgoed Sollewerf
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2016 heeft het college Landgoed Sollewerf gelast:
a. het verhuren van de woning (Charming lodge) als recreatiewoning en;
b. het verhuren van de voor bewoning geschikt gemaakte bijgebouwen als recreatiewoning, Hunting lodge (B1) en Unique cottage (B2);
op het perceel Solleweg 50 te Beekbergen,
te beëindigen en beëindigd te houden;
c. het geplaatste hekwerk op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden;
d. de (zwem)vijver en;
e. het vernieuwde, vergrote en voor bewoning geschikt gemaakte bestaande bijgebouw (Unique cottage) en;
f. de twee nieuwe bijgebouwen waarvan er één geschikt is gemaakt voor bewoning (Hunting lodge) in strijd met het bestemmingsplan "Stuwwalrand Parkzone Zuid"(F1) en de andere wordt gebruikt voor opslag (F2);
op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 21.000,00 per maand met een maximum van € 126.000,00 met betrekking tot punt a van de last, een dwangsom van € 24.000,00 per maand met een maximum van € 144.000,00 met betrekking tot punt B1, een dwangsom van € 15.000,00 per maand met een maximum van € 90.000,00 met betrekking tot punt B2, een dwangsom van € 5.000,00 per maand met een maximum van € 30.000,00 met betrekking tot punt C, een dwangsom van € 5.000,00 per maand met een maximum van € 30.000,00 met betrekking tot punt D, een dwangsom van € 25.000,00 per maand met een maximum van € 150.000,00 met betrekking tot punt E, een dwangsom van € 25.000,00 per maand met een maximum van € 150.000,00 met betrekking tot punt F1 en een dwangsom van € 10.000,00 per maand met een maximum van € 60.000,00 met betrekking tot punt F2.
Bij besluit van 7 oktober 2016 heeft het college het door Landgoed Sollewerf daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 mei 2017 heeft de rechtbank het door Landgoed Sollewerf daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van
7 oktober 2016 vernietigd voor zover dat ziet op het verwijderen en verwijderd houden van het geplaatste hekwerk (last onder c) en het verwijderen en verwijderd houden van "Unique cottage"(last onder e), het besluit van 6 april 2016 herroepen voor zover dat ziet op de last onder c en e, bepaald dat de lasten op deze onderdelen als volgt komen te luiden:
"c. het geplaatste hekwerk op het perceel Solleweg 50 te Beekbergen te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel terug te brengen tot een hoogte van 1m" en "e. de woonvoorzieningen uit het voor bewoning geschikt gemaakte bestaande bijgebouw "Unique cottage" te verwijderen en verwijderd te houden", en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 7 oktober 2016 voor zover dat is vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer Landgoed Sollewerf hoger beroep ingesteld. Landgoed Sollewerf heeft de voorzieningenrechter voorts verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep, behoudens wat betreft de onderdelen a en b van de last (verhuur van de woning/bijgebouwen voor recreatief gebruik).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juli 2017, waar Landgoed Sollewerf, vertegenwoordigd door [verzoeker] en mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en [verzoeker], bijgestaan door mr. J. van Groningen, en het college, vertegenwoordigd door A.J.C. Leysner en R. Klop, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft het college na de zitting nadere stukken overgelegd.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Landgoed Sollewerf heeft verzocht de besluiten van 6 april 2016 en 7 oktober 2016 te schorsen tot zes weken na de uitspraak op haar hoger beroep. Dit verzoek heeft, gelet op het besluit van 5 juli 2017 waarbij de begunstigingstermijn is verlengd tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep met uitzondering van onderdelen a en b, nog uitsluitend betrekking op onderdelen a en b. Aan het verzoek heeft Landgoed Sollewerf ten grondslag gelegd dat zij forse dwangsommen verbeurt, indien niet op korte termijn uitvoering wordt gegeven aan de last en zij onevenredige schade zal leiden indien zij voldoet aan de last. Ter zitting heeft Landgoed Sollewerf voorts gewezen op de belangen van diegenen die bij haar verblijf in een van haar accommodaties geboekt hebben en heeft zij gesteld nog tot eind september 2017 reserveringen te hebben.
3.    Bij brief van 24 juli 2017 heeft het college te kennen gegeven de begunstigingstermijn met betrekking tot onderdelen a en b van de last te verlengen tot 1 september 2017, gelet op de belangen van degenen die bij Landgoed Sollewerf geboekt hebben.
4.    De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Op voorhand bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op het door Landgoed Sollewerf aangevoerde, onvoldoende twijfel dat de aangevallen uitspraak voor wat betreft onderdelen a en b van de last niet in stand zal blijven. Nu het college te kennen heeft gegeven de begunstigingstermijn te verlengen tot 1 september 2017, is voorts tegemoetgekomen aan de belangen van degenen die op korte termijn nog een verblijf op Landgoed Sollewerf hebben geboekt. Verder is niet gebleken dat Landgoed Sollewerf niet voor 1 september 2017 aan onderdelen a en b van de last kan voldoen. De periode tot die datum biedt voldoende gelegenheid om de boekingen vanaf 1 september 2017 te annuleren. Voor zover Landgoed Sollewerf er op heeft gewezen dat hij door het voldoen aan de last inkomsten zal mislopen is daarin onvoldoende grond gelegen voor het treffen van een voorlopige voorziening. Niet is aannemelijk gemaakt dat zij door het uitvoering geven aan de last in een financiële noodsituatie komt te verkeren. Verder wordt bij de belangenafweging in aanmerking genomen dat tegenover de financiële belangen van Landgoed Sollewerf en de belangen van degenen die bij haar een vakantie hebben geboekt de belangen van het college en van de verzoekers om handhaving staan bij beëindiging van het gebruik van het perceel voor recreatief verblijf en dat het college Landgoed Sollewerf reeds bij brief van 21 december 2015, en derhalve ruim 1,5 jaar geleden, op de hoogte heeft gesteld van zijn standpunt dat sprake is van een overtreding. Het algemeen belang bij handhaving dient in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder te wegen.
5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Lubberdink
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2017
580.