ECLI:NL:RVS:2017:2116
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om opheffing van een inreisverbod en voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 7 november 2016 een verzoek van een vreemdeling om het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod op te heffen afgewezen en de duur van het inreisverbod verlaagd naar vijf jaren. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 mei 2017 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde voor zover het de afwijzing van de aanvraag om opheffing van het inreisverbod betrof. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.H. Hekman, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de rechtsvraag over het toetsingskader en het begrip 'gevaar voor de openbare orde' behandeld en verwezen naar eerdere uitspraken van 4 juli 2017. De Afdeling concludeerde dat de grief van de staatssecretaris niet kon leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 990,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.