ECLI:NL:RVS:2017:2542

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
201606429/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder dwangsom voor overtredingen van het Bouwbesluit 2012

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, waarbij hem een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtredingen van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012. Het college heeft op 15 januari 2016 gelast dat [appellant] de overtredingen op het adres [locatie 1] te Tilburg dient te beëindigen. Dit betreft het ontdoen van het achtererf van overmatige begroeiing, vervuiling en materialen, alsook het deugdelijk vastzetten van een glasplaat in een kozijn aan de voorzijde van de woning. Het college heeft later het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard en de last onder dwangsom omgezet in een last onder bestuursdwang, waarbij de kosten voor rekening van [appellant] komen.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 11 augustus 2016 het beroep van [appellant] gegrond verklaard voor wat betreft de glasplaat, maar het besluit van 12 juli 2016 voor het overige in stand gelaten. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 juli 2017 behandeld. De Afdeling oordeelt dat er sprake is van een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit en dat het college [appellant] terecht als overtreder heeft aangemerkt. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van [appellant] tegen het kostenbesluit ongegrond. De kosten van bestuursdwang kunnen op [appellant] worden verhaald, aangezien hij de gebruiker van de woning is en de klampmuur als onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.

De uitspraak is gedaan op 20 september 2017.

Uitspraak

201606429/1/A1.
Datum uitspraak: 20 september 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 augustus 2016 in zaken nrs. 16/4678 en 16/4679 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2016 heeft het college [appellant] onder oplegging van een last onder dwangsom gelast de overtredingen van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 op het adres [locatie 1] te Tilburg te beëindigen. De last betreft het ontdoen of laten ontdoen van het achtererf bij de woning (hierna: de woning) van alle overmatige begroeiing, vervuiling en materialen en het deugdelijk vastzetten van een glasplaat in een kozijn aan de voorzijde van de woning.
Bij besluit van 12 juli 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De last onder dwangsom is daarbij omgezet in een last onder bestuursdwang. In dit besluit is bepaald dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komen.
Bij uitspraak van 11 augustus 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 juli 2016 vernietigd voor zover een last onder bestuursdwang is opgelegd ten behoeve van de glasplaat en het besluit van 15 januari 2016 herroepen voor zover dat ziet op de glasplaat. Het besluit van 12 juli 2016 is voor het overige in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 2 december 2016 (hierna: het kostenbesluit) heeft het college de hoogte van de kosten van de bestuursdwang vastgesteld op € 888,67 en deze verhaald op [appellant].
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2017, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. L.P.F. Warnier, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De regelgeving die ten grondslag ligt aan de hierna volgende rechtsoverwegingen is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Aan het besluit van 12 juli 2016, voor zover nu nog van belang, ligt ten grondslag dat de zijgevel van de woning en het achtererf zijn overwoekerd met begroeiing, waardoor er schade kan ontstaan aan de woning en de naastgelegen woning [locatie 2]. Doordat op het achtererf allerlei gebruikte materialen liggen, is het een broedplaats voor ongedierte. Deze situatie is in strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012.
Beoordeling van het hoger beroep
3. [ appellant] betoogt dat hij niet de eigenaar is van de volledige gronden waarvoor het college hem heeft aangeschreven. Hij is eigenaar van de percelen N 17385 en N 15123. Het perceel N 17385 heeft hij in 1986 van de gemeente gekocht. Het betreft een stuk grond aan de achterzijde van de woning, dat gedeeltelijk in de vorm van een spies doorloopt tot aan de voorzijde. Bij de digitale registratie van deze percelen is er ten onrechte vanuit gegaan dat deze ook het resterende gedeelte van de voormalige, gesloopte winkel aan de [locatie 3] (frontbreedte 0,33 m) en de volledige gronden achter de woning omvatten. Volgens [appellant] is niet hij, maar de gemeente eigenaar van de klampmuur, die voor de zijgevel van de woning staat, en van een strook grond van ongeveer 0,17 m breed aan de achterzijde van de woning. Om die reden heeft het college hem niet kunnen aanschrijven om de overtreding, voor zover die ziet op de begroeiing van de klampmuur en een gedeelte van de achterzijde van het perceel, ongedaan te maken. De kosten van de bestuursdwang zijn in zoverre niet op hem te verhalen.
3.1.
Niet in geschil is dat er sprake is van een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit.
3.2.
Ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
In dit artikel is neergelegd, zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3643, is overwogen, dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samen gaan. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal.
3.3.
De rechtbank is op goede gronden tot de conclusie gekomen dat het college [appellant] vanwege de overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit heeft kunnen aanschrijven met de vermelding dat de kosten van bestuursdwang voor zijn rekening zullen komen. De rechtbank heeft hiertoe terecht overwogen dat het betoog van [appellant] dat de gemeente eigenaar is van een klein deel van de gronden en van de klampmuur waarop de aanschrijving ziet, niet tot de conclusie leidt dat het college hem niet als overtreder heeft kunnen aanmerken. De Afdeling overweegt daartoe dat [appellant] de gebruiker is van de woning en de achtergelegen gronden en dat de klampmuur, vanwege de functionele verbondenheid ervan met de woning, kan worden aangemerkt als onderdeel van de woning. Datzelfde geldt voor de strook gemeentegrond die aan zijn gronden grenst. Het college heeft [appellant], gelet op het voorgaande, terecht aangemerkt als degene die artikel 7.22 van het Bouwbesluit overtreedt door na te laten om handelingen te verrichten om de overmatige begroeiing tegen te gaan. Niet gesteld of gebleken is van omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de kosten van de bestuursdwang redelijkerwijze niet of niet geheel op [appellant] mogen worden verhaald.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
Het kostenbesluit
5. Het hoger beroep van [appellant] wordt ingevolge artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het kostenbesluit. Het bezwaarschrift van [appellant] tegen het kostenbesluit wordt daarom behandeld in dit geding.
6. [ appellant] betoogt dat de uitvoering van de bestuursdwang niet aan zijn woning aan het adres [locatie 1], zoals omschreven in de last, heeft plaatsgevonden. Hij voert daartoe aan dat de muur waar de begroeiing is verwijderd niet zijn eigendom is.
6.1.
Zoals de Afdeling hiervoor in 3.3 heeft overwogen, kan de door [appellant] bedoelde muur als onderdeel van de woning worden aangemerkt. Deze woning heeft het adres [locatie 1]. Het verwijderen van de begroeiing van die muur, betreft daarom een maatregel die valt onder de hiervoor weergegeven beschrijving van de last.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt dat de kosten van de inzet van een medewerker toezicht en handhaving van de gemeente niet aan hem in rekening kunnen worden gebracht.
7.1.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het gaat om de kosten (3,5 uur à € 68,59) voor de inzet van een toezichthouder die bij de uitvoering van de bestuursdwang op 24 oktober 2016 aanwezig is geweest.
7.2.
Ambtelijke kosten kunnen, anders dan [appellant] betoogt, in rekening worden gebracht. Verweerder heeft inzichtelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden verband houden met de uitvoering van de last.
Het betoog faalt.
8. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van 2 december 2016 is ongegrond.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 2 december 2016, kenmerk GOTDA/Z-CHZ_KLA-2015-01077-12, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017
270-845.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1, eerste lid, luidt: "In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift."
Het tweede lid luidt: "Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt."
Artikel 5:21 luidt: "Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd."
Artikel 5:25 luidt:
"1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.
[…]
6. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast."
Bouwbesluit 2012
Artikel 7.22 luidt: "Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;
b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of
d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt."