ECLI:NL:RVS:2017:2581

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
201606494/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen kennisgeving politiegegevens door korpschef

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 26 juli 2016 geoordeeld dat de korpschef bij besluit van 25 februari 2014 onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde politiegegevens niet aan de wederpartij waren verstrekt. De wederpartij had verzocht om kennisneming van politiegegevens in het kader van een geweigerde aanvraag voor een jachtakte, waarbij strafrechtelijke veroordelingen en politiemutaties aan de weigering ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet had aangetoond dat er een grond was om kennisgeving van deze gegevens te weigeren, en verklaarde het beroep van de wederpartij gegrond. De korpschef ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en voerde aan dat de wederpartij geen belang had bij het beroep en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de op de wederpartij betrekking hebbende mutaties en processen-verbaal onder het kennisnemingsrecht van de Wet politiegegevens vallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de gronden waarop deze rustte. De korpschef had in een nieuw besluit van 27 oktober 2016 aangegeven dat hij de kennisgeving van politiegegevens niet zou weigeren, maar had dit nog niet uitgevoerd vanwege een uitspraak van de voorzieningenrechter. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak, met de bepaling dat er griffierechten moesten worden geheven.

Uitspraak

201606494/1/A3.
Datum uitspraak: 27 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpschef van politie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 juli 2016 in zaak nr. 14/987 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de korpschef.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2014 heeft de korpschef aan [wederpartij] kennisgegeven van hem betreffende politiegegevens.
Bij uitspraak van 26 juli 2016 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpschef hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft de korpschef ter vervanging van het besluit van 25 februari 2014 opnieuw besloten tot kennisgeving aan [wederpartij] van hem betreffende politiegegevens.
[wederpartij] heeft op dit besluit gereageerd.
De korpschef heeft op deze reactie gereageerd.
De korpschef heeft een nader stuk ingediend.
De korpschef heeft stukken overgelegd ten aanzien waarvan hij onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis mag nemen. [wederpartij] heeft de Afdeling geen toestemming verleend om mede op de grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2017, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. A.IJ. Ruiter, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij besluit van 5 november 2013 heeft de korpschef de aanvraag van [wederpartij] om een jachtakte afgewezen. Aan dat besluit zijn strafrechtelijke veroordelingen en andere strafrechtelijke beslissingen ten aanzien van [wederpartij] ten grondslag gelegd. Daarnaast zijn aan het besluit politiemutaties ten grondslag gelegd, volgens welke [wederpartij] betrokken zou zijn geweest bij stroperij, illegaal wapenbezit en geweldsdelicten. Naar aanleiding van de weigering van een jachtakte heeft [wederpartij] de korpschef verzocht om kennisneming van alle over hem bij de politie geregistreerde gegevens. De korpschef heeft dit opgevat als een verzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). Ingevolge dit artikel deelt de korpschef een ieder op diens schriftelijke verzoek mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg wordt met politiegegevens gedoeld op persoonsgegevens die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt. In reactie op het kennisnemingsverzoek heeft de korpschef bij het besluit van 25 februari 2014 aan [wederpartij] een overzicht verstrekt van hem betreffende personalia, antecedenten en woonadressen. [wederpartij] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld omdat daarbij geen inlichtingen zijn verstrekt over de politiemutaties waarop de weigering van een jachtakte mede is gebaseerd. [wederpartij] heeft geen beroep ingesteld tegen de weigering van een jachtakte en heeft daarvoor als reden gegeven dat de strafrechtelijke veroordelingen en de andere jegens hem genomen strafrechtelijke beslissingen de weigering kunnen dragen.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van niet aan [wederpartij] verstrekte mutaties en processen-verbaal die op hem betrekking hebben. De rechtbank heeft overwogen dat deze mutaties en processen-verbaal politiegegevens zijn en derhalve onder het kennisnemingsrecht van artikel 25 van de Wpg vallen. Omdat de korpschef niet heeft gemotiveerd of op deze gegevens een grond voor het onthouden van kennisneming, zoals neergelegd in artikel 27 van de Wpg, van toepassing is, heeft de rechtbank het besluit van 25 februari 2014 ondeugdelijk gemotiveerd geoordeeld.
Procesbelang bij beroep
3.    De korpschef betoogt dat [wederpartij] geen belang had bij zijn beroep, zodat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Bij brieven van 19 mei 2014 en 6 oktober 2014 en in een gesprek op 5 september 2014 had hij reeds nadere informatie aan [wederpartij] verstrekt, aldus de korpschef.
3.1.    Bij de brief van 19 mei 2014 heeft de korpschef stukken betreffende de weigering van een jachtakte aan de rechtbank doen toekomen. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om door [wederpartij] ten behoeve van de aanvraag om een jachtakte ingediende stukken en om verklaringen die zijn advocaat in het kader van een procedure bij de politierechter heeft overgelegd. De brief van 6 oktober 2014 bevat een verslag van het gesprek op 5 september 2014. Volgens dat verslag heeft [wederpartij] vragen gesteld over de politiemutaties die mede ten grondslag zijn gelegd aan de weigering van een jachtakte en is namens de korpschef toegezegd dat bekeken zou worden of nadere gegevens verstrekt zouden kunnen worden. In vervolg daarop is in de brief informatie verstrekt over de politiemutaties betreffende stroperij en illegaal wapenbezit. Daarnaast is vermeld dat geen informatie wordt verstrekt over de politiemutaties betreffende geweldsdelicten. Reeds wegens het aldus achterwege blijven van informatie over de politiemutaties had [wederpartij] belang bij zijn beroep. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
Gebruik Wpg
4.    De korpschef betoogt verder dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren omdat [wederpartij] met zijn kennisnemingsverzoek de Wpg oneigenlijk heeft gebruikt. Het verzoek strekte tot kennisneming van informatie die [wederpartij] had kunnen opvragen in een beroepsprocedure tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een jachtakte, aldus de korpschef.
4.1.    Dit betoog faalt reeds wegens het ontbreken van feitelijke grondslag. Zoals hiervoor, onder 1, is overwogen, heeft [wederpartij] geen beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een jachtakte. Er is dus geen beroepsprocedure geweest waarin [wederpartij] de door hem gewenste informatie had kunnen opvragen. Daarbij geldt dat een beroepsprocedure is bedoeld om een besluit aan te vechten en niet slechts om informatie over een besluit op te vragen.
Deugdelijkheid motivering besluit korpschef
5.    De korpschef betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de op [wederpartij] betrekking hebbende mutaties en processen-verbaal onder het kennisnemingsrecht van artikel 25 van de Wpg vallen. Dit artikel voorziet niet in een recht op kennisneming van documenten, maar van gegevens, aldus de korpschef.
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 mei 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM4969), heeft het verstrekkingenregime van de Wpg uitsluitend betrekking op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet en niet op documenten waarin deze gegevens zijn vervat. De omstandigheid dat een document politiegegevens bevat, brengt niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpg valt, ook voor zover dit document andere gegevens dan politiegegevens bevat. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat gegevens die zijn vervat in documenten die zijn opgesteld in het kader van de uitvoering van de politietaak, integraal onder het regime van de Wpg vallen.
Hieruit volgt dat de rechtbank ten onrechte de op [wederpartij] betrekking hebbende mutaties en processen-verbaal, als zodanig als politiegegevens heeft aangemerkt. Het betoog is daarom terecht voorgedragen, maar leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:224), dient voor ieder gegeven in een mutatie of een proces-verbaal te worden beoordeeld of het een politiegegeven is. De gelijksoortigheid van gegevens kan meebrengen dat niet per gegeven hoeft te worden gemotiveerd of en waarom een belang als bedoeld in artikel 27 van de Wpg zich tegen kennisgeving verzet. In het besluit van 25 februari 2014 heeft de korpschef slechts in het algemeen vermeld op welke gronden kennisgeving van politiegegevens kan worden geweigerd en niet gemotiveerd waarom is volstaan met kennisgeving van de bij het besluit verstrekte gegevens. Zoals hiervoor, onder 3.1, is overwogen, heeft de korpschef later alsnog aan [wederpartij] gegevens over hem betreffende politiemutaties verstrekt, hoewel in het besluit geen melding was gemaakt van deze mutaties. Gelet hierop heeft de rechtbank, zij het op onjuiste gronden, het besluit terecht wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering vernietigd. De later verstrekte gegevens gaven geen aanleiding tot instandlating van de rechtsgevolgen van het besluit. De korpschef heeft geen gegevens over de politiemutaties betreffende geweldsdelicten verstrekt en de weigering daartoe niet concreet gemotiveerd.
Slotsom hoger beroep
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met, gelet op hetgeen hiervoor, onder 5.1, is overwogen, verbetering van de gronden waarop deze rust.
Nieuw besluit
7.    Bij het besluit van 27 oktober 2016 heeft de korpschef opnieuw besloten op het kennisnemingsverzoek van [wederpartij]. Anders dan de rechtbank ten aanzien van het besluit van 25 februari 2014 ten onrechte heeft overwogen, is de korpschef in het nieuwe besluit er niet van uitgegaan dat de op [wederpartij] betrekking hebbende mutaties en processen-verbaal, als zodanig politiegegevens zijn. In het nieuwe besluit heeft de korpschef gesteld dat kennisgeving aan [wederpartij] van de hem betreffende politiegegevens niet wordt geweigerd. De korpschef heeft nog geen uitvoering gegeven aan dit besluit omdat de voorzieningenrechter van de Afdeling bij uitspraak van 20 oktober 2016 heeft bepaald dat de korpschef hangende hoger beroep niet hoefde over te gaan tot feitelijke verstrekking aan [wederpartij] van de door hem verzochte politiegegevens. Desgevraagd heeft [wederpartij] geen bedenkingen tegen dit besluit naar voren gebracht. Gelet hierop gaat de Afdeling ervan uit dat dit besluit volledig tegemoetkomt aan het door [wederpartij] ingestelde beroep, zodat hiertegen niet ingevolge artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb van rechtswege beroep is ontstaan.
Proceskosten
8.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    bepaalt dat van de korpschef van politie een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. De Vries
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2017
582.