201701770/1/A2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 januari 2017 in de zaken nrs. 15/3921 en 15/5157 in het geding tussen:
[A] (de Afdeling leest: [B]) [appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2015 heeft het CBR aan [appellant] een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (hierna: EMG) opgelegd.
Bij besluit van 8 juni 2015 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 2 juli 2015 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard.
Bij besluit van 16 juli 2015 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 18 januari 2017 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 8 juni 2015 en 16 juli 2015 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. D. Heuker of Hoek, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Ditvoorst-van der Ark, zijn verschenen.
Ter zitting heeft [appellant] nog stukken in het geding mogen brengen. Overwegingen
1. De politie, eenheid Oost-Nederland, heeft het CBR medegedeeld dat [appellant] op 14 maart 2015 de toegestane maximumsnelheid binnen de bebouwde kom heeft overschreden met 50 km/u of meer. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 dient het CBR in dat geval een EMG op te leggen. Een EMG is een verplichte cursus waarin de cursist leert waarom het belangrijk is om veilig en verantwoord te rijden. De cursist moet de kosten van de EMG zelf betalen. In het besluit van 14 april 2015 heeft het CBR vermeld dat [appellant] de kosten vóór 23 juni 2015 diende te betalen. Hij heeft dat niet gedaan. Het CBR heeft daarop met toepassing van artikel 132, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard.
2. In geschil is of het CBR heeft mogen uitgaan van de juistheid van de door de politie geconstateerde snelheidsovertreding. Daarnaast is in geschil of het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig heeft mogen verklaren, omdat hij de kosten van de EMG niet tijdig heeft betaald.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele verklaring van [appellant] dat hij de snelheidsovertreding niet heeft begaan en het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) nader onderzoek doet naar die overtreding, onvoldoende is voor het oordeel dat het CBR niet heeft mogen uitgaan van de juistheid van twee processen-verbaal en een mutatierapport van de politie. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het CBR verplicht is een rijbewijs ongeldig te verklaren, indien de aan een EMG verbonden kosten niet tijdig zijn voldaan. Dat [appellant] die kosten in de bezwaarfase alsnog heeft voldaan kan hem derhalve niet baten.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het feit dat het OM in de strafrechtelijke procedure over de snelheidsovertreding heeft besloten nader onderzoek te doen naar de gegevens zoals opgenomen in het proces-verbaal van de politie. Gegeven dit nadere onderzoek heeft het CBR onzorgvuldig gehandeld door zonder meer uit te gaan van de juistheid van het proces-verbaal. [appellant] betoogt voorts dat het CBR, gelet op de volledige heroverweging die in bezwaar dient plaats te vinden, de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs ongedaan had moeten maken aangezien hij in de bezwaarfase alsnog de kosten van de EMG heeft voldaan.
Oplegging EMG
5. De rechtbank heeft terecht overwogen dat een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.
5.1. In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal snelheid van 14 maart 2015 is door een verbalisant vermeld dat deze heeft geconstateerd dat [appellant] de ter plaatste toegestane snelheid overschreed met 53 km/u.
De rechtbank heeft terecht geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat aan dit proces-verbaal moet worden getwijfeld. De enkele verklaring van [appellant], dat hij de snelheidsovertreding niet heeft begaan, is daartoe onvoldoende. Dat geldt eveneens voor zijn stelling, dat het OM in de tegen [appellant] aanhangig gemaakte strafzaak nader onderzoek doet naar het proces-verbaal. Uit de door [appellant] overgelegde stukken van het OM komt niet naar voren dat het OM twijfelt aan de juistheid van het proces-verbaal. Weliswaar is zijn rijbewijs, dat na de vermeende snelheidsovertreding was ingevorderd door de politie aan [appellant] teruggegeven, maar daarbij is vermeld dat de officier van justitie zich het recht voorbehoudt om te zijner tijd een ontzegging van de rijbevoegdheid te eisen.
Aan het door [appellant] ter zitting bij de Afdeling overgelegde proces-verbaal van de zitting van 7 april 2017 bij de kantonrechter in de strafzaak komt evenmin de betekenis toe die hij daaraan gehecht wenst te zien. De kantonrechter sluit volgens het proces-verbaal weliswaar niet uit dat de situatie zo is gelopen als [appellant] stelt, maar hij heeft niet geoordeeld dat [appellant] de snelheidsovertreding niet heeft begaan. De kantonrechter heeft de officier van justitie enkel gelast een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken waarin enkele feiten nader worden toegelicht.
Bovendien staat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, de bestuursrechtelijke procedure die tot het opleggen van de EMG heeft geleid los van de strafrechtelijke procedure, waarbij andere bewijsregels gelden.
5.2. Het betoog faalt in zoverre.
Ongeldigverklaring rijbewijs
6. In artikel 132, tweede lid, van de Wvw 1994 is dwingendrechtelijk voorgeschreven dat het CBR bij gebreke van medewerking aan de opgelegde maatregel onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs besluit. Als niet-verlenen van medewerking wordt volgens deze bepaling mede aangemerkt niet-voldoen van de kosten binnen de termijn die is aangegeven bij het besluit waarbij een EMG is opgelegd.
6.1. [appellant] heeft de kosten op 3 juli 2015 voldaan, derhalve na de in het besluit van 14 april 2015 vermelde uiterste datum van 23 juni 2015. De rechtbank is, gelet op voormelde bepaling, terecht tot het oordeel gekomen dat het CBR daarom verplicht was het rijbewijs van [appellant] ongeldig te verklaren en dat het CBR daarbij geen beoordelingsruimte of beleidsvrijheid heeft. Dat [appellant] de kosten heeft voldaan voordat het CBR een besluit op zijn bezwaar heeft genomen, leidt niet tot een ander oordeel. De heroverweging die in bezwaar dient plaats te vinden, reikt niet zover dat daarmee de termijn voor het voldoen van de kosten is opgeschort of verlengd.
6.2. Het betoog faalt in zoverre eveneens.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.
w.g. Bijloos w.g. De Vries-Biharie
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2017
611.