Uitspraak
201609174/1/A1.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Belt-Schutsloot, gemeente Steenwijkerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 november 2016 in zaak nr. 16/1599 in het geding tussen:
[partij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft het college [partij] onder oplegging van een dwangsom gelast om de door hem geplante wilgen op het perceel gelegen bij de [locatie 1] te Belt-Schutsloot te verwijderen.
Het college heeft ingestemd met het verzoek van [partij] om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) tegen het besluit van 30 mei 2016.
Bij uitspraak van 4 november 2016 heeft de rechtbank het door [partij] tegen het besluit van 30 mei 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en [partij] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het college, vertegenwoordigd door G. Klaren en P. Kleine, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [partij], bijgestaan door mr. R. Scholten, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. De opgelegde last onder dwangsom ziet op de door [partij] geplante niet geknotte wilgen op de rand van het in zijn eigendom zijnde weiland, tegenover de boerderij van [appellant] aan de [locatie 2] te Belt-Schutsloot.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bevoegd is om handhavend op te treden tegen de 27 wilgen die langs de rand van het weiland staan, nu deze zonder de benodigde omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn geplant.
2.1. Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2017:2924, heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 november 2016 in zaak nr. 16/1319 ongegrond verklaard. De Afdeling heeft in die zaak overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat voor het aanplanten van de desbetreffende wilgen geen omgevingsvergunning vereist was.
Gelet daarop heeft de rechtbank in onderhavige zaak terecht overwogen dat geen sprake is van een overtreding en dat het college derhalve niet bevoegd was om tegen de zonder omgevingsvergunning geplante wilgen handhavend op te treden.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
604.