ECLI:NL:RVS:2017:3136

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
201607550/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kippenhok en schuilhut in strijd met bestemmingsplan

Op 15 november 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest om een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een kippenhok en een schuilhut voor schapen. Het college had op 21 juli 2015 besloten om de vergunning te weigeren, omdat de bouwwerken in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van [appellant] op 22 september 2016 ongegrond verklaard, waarna [appellant] in hoger beroep ging.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het perceel van [appellant] onder het bestemmingsplan "Wonen Noord en Centrum" valt, waarbij een deel van het perceel de bestemming "Agrarisch" heeft. De rechtbank oordeelde dat de bouwwerken niet voldoen aan de eisen voor omgevingsvergunningvrij bouwen, zoals vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht. De Afdeling bevestigde dit oordeel en stelde dat het schapenhok en het kippenhok als gebouwen moeten worden aangemerkt, wat betekent dat ze niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het bouwen van deze gebouwen in strijd is met het bestemmingsplan en dat er geen andere gronden zijn om de vergunning te verlenen.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van [appellant] af. Er zijn geen proceskosten aan de orde, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 november 2017.

Uitspraak

201607550/1/A1.
Datum uitspraak: 15 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Uitgeest,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 september 2016 in zaak nr. 15/4135 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2015 heeft het college geweigerd aan [appellant] omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van, voor zover van belang, een kippenhok en een schuilhut voor schapen bij de woning op het perceel [locatie] te Uitgeest.
Bij uitspraak van 22 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gelijktijdig met zaak nr. 201607551/1/A1 behandeld op 25 september 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.J.F. Voss, advocaat te Zaandam, en het college vertegenwoordigd door M. van der Linden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het perceel van [appellant] valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Wonen Noord en Centrum". Bezien vanaf de Westergeest rust op de eerste 65 m van het perceel de bestemming "Wonen". Op het daarachter gelegen gedeelte van het perceel rust de bestemming "Agrarisch". Op het gedeelte van het perceel, waarop de bestemming "Agrarisch" rust, staan onder meer een kippenhok en een schapenhok. Het college is daartegen handhavend opgetreden. [appellant] heeft de in deze procedure aan de orde zijnde aanvraag om omgevingsvergunning ingediend ter legalisering van deze bouwwerken.
2.    Het college heeft geweigerd om omgevingsvergunning te verlenen. Volgens hem zijn de bouwwerken gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en is het niet bereid om van het bestemmingsplan af te wijken. De rechtbank heeft het besluit van het college in stand gelaten.
Toepasselijke regelgeving
3.    Artikel 3.1 van de planregels luidt:
"De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. hobbymatige agrarische activiteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;
b. behoud, versterking en ontwikkeling van de voor een open weidegebied kenmerkende landschapsvorm, in het bijzonder wat betreft openheid en voor het gebied kenmerkende kavelpatronen en watergangen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens activiteiten door de scouting;
d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', tevens een onoverdekt particulier zwembad;
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden."
Artikel 3.2 luidt:
"Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van schuilgelegenheden, kassen, vlaggenmasten, reclame-objecten, steigers en botenhuizen;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m."
Artikel 1.33 luidt:
"gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt."
Beoordeling van het hoger beroep
4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het kippenhok en het schapenhok omgevingsvergunningvrij zijn. Hij voert daartegen aan dat de bouwwerken voldoen aan de eisen van artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), zoals dat luidde ten tijde van belang.
4.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2017:3064, voldoet het schapenhok niet aan de eisen van artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II van het Bor en is het niet omgevingsvergunningvrij. Het kippenhok is gesitueerd op hetzelfde perceelsgedeelte als het schapenhok. Het kippenhok kan om dezelfde reden als het schapenhok niet als een omgevingsvergunningvrij bouwwerk worden aangemerkt.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat beide gebouwen passen in het bestemmingsplan. Hij voert daartoe ten eerste aan dat het kippenhok en het schapenhok als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten worden aangemerkt en, anders dan de rechtbank heeft overwogen, artikel 3.2 van de planregels het bouwen daarvan toestaat. Hij voert voorts aan dat, nu hobbymatige agrarische activiteiten op het perceel zijn toegestaan ook schuilgelegenheden, zoals het kippenhok en het schapenhok, voor de te houden dieren moeten zijn toegestaan. Nu het kippenhok en het schapenhok passen in het bestemmingsplan en er geen andere weigeringsgronden bestaan, is het college gehouden een omgevingsvergunning te verlenen, aldus [appellant].
5.1.    Daargelaten hoe artikel 3.2 van de planregels over het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moet worden gelezen, moet het schapenhok worden aangemerkt als een gebouw in de zin van artikel 1.33 van de planregels. Het is immers een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel met wanden omsloten ruimte vormt. Het schapenhok is, anders dan [appellant] betoogt, niet zodanig laag bij de grond gebouwd dat er niet op een betrekkelijk eenvoudige wijze toegang tot kan worden verkregen. Het bestemmingsplan staat het bouwen van gebouwen op het perceel niet toe. Het kippenhok en het schapenhok passen derhalve niet in het bestemmingsplan. Dat, zoals [appellant] betoogt, de bestemming het gebruik voor hobbymatige agrarische activiteiten wel toestaat en de hobbymatig te houden dieren over een schuilgelegenheid dienen te beschikken, leidt, wat daar van zij, niet tot een ander oordeel. Daarbij betrekt de Afdeling dat het college zich in dit verband op het standpunt heeft gesteld dat schuilgelegenheden kunnen worden gebouwd op de gronden van [appellant] met de bestemming "Wonen" die grenzen aan de gronden met de bestemming "Agrarisch". Dat in de omgeving van het perceel van [appellant] op gronden met de bestemming "Agrarisch" schuilgelegenheden, steigers en boothuizen zijn gebouwd en daartegen niet handhavend wordt opgetreden, maakt evenmin dat het schapenhok en het kippenhok in overeenstemming met de bestemming zijn gebouwd.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het bouwen van de gebouwen in strijd is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
Conclusie
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Drop    w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017
473.