ECLI:NL:RVS:2017:3416

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
201700956/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van vergunningvoorschriften voor horecabedrijf Café Rebel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Café Rebel tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De burgemeester van Oss had op 25 februari 2016 een dwangsom opgelegd aan Café Rebel, omdat het horecabedrijf zich niet hield aan de aan de vergunning verbonden voorschriften. De burgemeester stelde vast dat klanten van het horecabedrijf de doorgang voor voetgangers blokkeerden en geluidsoverlast veroorzaakten, wat in strijd was met vergunningvoorschrift 3. Café Rebel had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 16 december 2016, waarna Café Rebel in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 24 november 2017 werd de zaak behandeld. Café Rebel voerde aan dat de politieconstateringen niet voldoende bewijs waren, omdat deze niet in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal waren vastgelegd. De burgemeester had echter een feitenrelaas overgelegd met meerdere klachten en politieconstateringen over de overlast die door het horecabedrijf werd veroorzaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester terecht had geoordeeld dat Café Rebel in strijd met de vergunningvoorschriften handelde. De burgemeester was bevoegd om handhavend op te treden, en de plannen van Café Rebel om te verhuizen gaven geen concreet zicht op legalisering van de situatie.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het hoger beroep van Café Rebel werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

201700956/1/A3.
Datum uitspraak: 13 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Café Rebel, gevestigd te Oss,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 december 2016 in zaken nrs. 16/2307, 16/2875 en 16/2876 in de gedingen tussen:
Café Rebel
en
de burgemeester van Oss en het college van burgemeester en wethouders van Oss.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2016 heeft de burgemeester Café Rebel onder oplegging van een dwangsom gelast zich te houden aan een voorschrift dat is verbonden aan de aan Café Rebel verleende vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf.
Bij besluit van 7 juli 2016 heeft de burgemeester het door Café Rebel daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2016 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door Café Rebel daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Café Rebel hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2017, waar Café Rebel, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. C.A.M.J. de Wit, advocaat te Veghel, en de burgemeester, vertegenwoordigd door H. Yildiz en H.W.J. Staassen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Café Rebel exploiteerde een horecabedrijf op het adres Heschepad 60 te Oss. Aan de daartoe verleende vergunning waren verschillende voorschriften verbonden. Voorschrift 3 luidde als volgt:
"De doorgang voor het (voetgangers-) verkeer voor het genoemde pand mag niet worden belemmerd.
De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen, dat de exploitatie van het horecabedrijf het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het bedrijf en de openbare orde niet nadelig beïnvloedt".
Aan de last onder dwangsom heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat de politie meermalen heeft geconstateerd dat klanten van het horecabedrijf het Heschepad blokkeerden en geluidsoverlast rondom het horecabedrijf veroorzaakten. Café Rebel handelde daarmee in strijd met vergunningvoorschrift 3 en overtrad derhalve artikel 1:4, tweede lid, van de toen geldende Algemene plaatselijke verordening Oss 2014 (hierna: Apv), aldus de burgemeester. In dat artikellid is bepaald dat degene aan wie een vergunning is verleend, verplicht is de daaraan verbonden voorschriften na te komen.
Hangende het hoger beroep heeft Café Rebel zijn horecabedrijf naar een ander adres verplaatst. Café Rebel heeft desalniettemin nog belang bij het hoger beroep, reeds omdat Café Rebel in hoger beroep heeft verzocht om veroordeling van de burgemeester in de proceskosten die het in verband met het bezwaar tegen de last onder dwangsom heeft gemaakt. In bezwaar heeft Café Rebel om vergoeding van die kosten verzocht. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden die kosten uitsluitend op verzoek vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Naleving vergunningvoorschrift 3
2.    Café Rebel betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in strijd met vergunningvoorschrift 3 heeft gehandeld. Café Rebel voert daartoe aan dat aan de constateringen van de politie geen dwingende bewijskracht toekomt, omdat deze niet in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal zijn vastgelegd. De geconstateerde feiten zijn bovendien niet ernstig in vergelijking met de overlast die nu eenmaal verbonden is aan een café. Daarnaast is de handhaving van de openbare orde op straat een taak van de burgemeester en de politie, zodat een café-exploitant daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden, aldus Café Rebel.
2.1.    De burgemeester heeft een feitenrelaas overgelegd waarin een overzicht wordt gegeven van klachten over Café Rebel en door de politie gedane constateringen betreffende Café Rebel in de periode van 5 oktober 2014 tot en met 7 augustus 2016. In het overzicht zijn vanaf 6 april 2015 vrijwel iedere maand meerdere klachten dan wel politieconstateringen vermeld. Daarbij gaat het in veel gevallen om door klanten van het horecabedrijf veroorzaakte overlast, zoals het blokkeren van het Heschepad en geluidsoverlast buiten bij het horecabedrijf. Het feitenrelaas is onder meer gebaseerd op een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van een politiefunctionaris van 13 december 2015. Deze politiefunctionaris heeft daarin vermeld dat hij op de voorgaande dag om 03:10 uur heeft geconstateerd dat ter hoogte van het horecabedrijf een grote groep jeugdigen de complete straat blokkeerde door op de weg te staan met als gevolg dat diverse voertuigen niet door konden rijden. Ook heeft hij vermeld dat personen ruziemaakten, luidkeels schreeuwden en met spullen gooiden. Tot de stukken waarop het feitenrelaas is gebaseerd, behoort ook een mutatierapport van twee politiefunctionarissen van 27 december 2015. Daarin hebben zij vermeld dat zij die dag om 01:26 uur hebben geconstateerd dat bij het horecabedrijf veel mensen midden op de weg stonden en luidruchtig waren. Ook hebben zij vermeld dat zij één van de vennoten van Café Rebel hier vervolgens op hebben aangesproken en dat zij desondanks om 02:00 uur dezelfde overlast hebben waargenomen. Bij dit rapport zijn foto’s gevoegd, waarop een grote groep personen te zien is die deels voor en in de ingang van het horecabedrijf staat en deels op de weg, zodanig dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd.
Anders dan Café Rebel aanvoert, is het feitenrelaas niet slechts gebaseerd op andere informatie dan op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2330), mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Voor zover de achterliggende politiestukken niet op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt, brengt dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:554, en 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1480), met zich dat daaraan minder bewijskracht toekomt, maar dus niet dat zij zonder betekenis zijn. Het gaat om gedetailleerde verslagen van politiefunctionarissen, van wie niet is gebleken dat zij een belang hebben bij het onjuist vermelden van hetgeen zij hebben waargenomen. Nu tegenbewijs ontbreekt, is er geen aanleiding om aan de juistheid van de politiestukken te twijfelen, zodat de burgemeester daarvan mocht uitgaan. Bovendien heeft Café Rebel ter zitting bij de Afdeling erkend dat personen de weg voor het horecabedrijf versperden en dat deze versperring gerelateerd was aan het horecabedrijf.
Aangezien de hiervoor beschreven overlast in de directe omgeving van het horecabedrijf plaatsvond, lag het op de weg van Café Rebel om daartegen op te treden. Gezien de constateringen van de politie, is aannemelijk dat Café Rebel onvoldoende tegen de overlast optrad, zodat het daarvoor verantwoordelijk mocht worden gehouden. Dat Café Rebel, zoals het ter zitting bij de Afdeling heeft aangevoerd, niet bevoegd is om personen te dwingen de straat te verlaten, doet daar niet aan af. Café Rebel kon immers zo nodig de hulp van de politie inroepen. Café Rebel heeft niet aannemelijk gemaakt dat het van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. De ter zitting bij de Afdeling door Café Rebel gedane stelling dat het de politie heeft gebeld, is op zichzelf daartoe onvoldoende.
Gelet op het voorgaande, mocht de burgemeester het standpunt innemen dat Café Rebel verantwoordelijk was voor het belemmeren van de doorgang van het verkeer voor het horecabedrijf en dat de exploitatie van het horecabedrijf het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het horecabedrijf en de openbare orde nadelig beïnvloedde. Wegens de ernst van de overlast valt niet in te zien dat het hier zou gaan om overlast die inherent is aan de exploitatie van een café. Derhalve heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat Café Rebel in strijd met vergunningvoorschrift 3 handelde. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Het betoog faalt.
Belang verplaatsing horecabedrijf
3.    Café Rebel betoogt tevens dat de rechtbank heeft miskend dat er een bijzondere omstandigheid was op grond waarvan de burgemeester had moeten afzien van handhavend optreden. Café Rebel voert daartoe aan dat concreet zicht op legalisering bestond, gelet op de plannen om het horecabedrijf te verplaatsen.
3.1.    Aangezien Café Rebel in strijd met vergunningvoorschrift 3 handelde, overtrad het artikel 1:4, tweede lid, van de Apv. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
De verplaatsing van het horecabedrijf heeft overlast op de oude locatie niet achteraf toelaatbaar gemaakt. De plannen voor verplaatsing brachten dan ook geen concreet zicht op legalisering met zich. Ook anderszins hoefde de burgemeester in deze plannen geen aanleiding te zien om van handhavend optreden af te zien, reeds omdat de plannen ten tijde van het besluit van 7 juli 2016 nog niet concreet waren. Zoals de burgemeester heeft toegelicht, was een horecabedrijf zoals dat van Café Rebel ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet toegestaan op de betrokken locatie en was het onderzoek naar de feitelijke en juridische mogelijkheden voor de verplaatsing toen nog niet afgerond.
Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de burgemeester had moeten afzien van handhavend optreden. Het betoog faalt.
Conclusie
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.
Proceskosten
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Verheij    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2017
582.