201602959/1/A2.
Datum uitspraak: 15 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 april 2016 in zaak nr. 15/2580 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag van [appellant] over 2013 definitief vastgesteld op € 827,00.
Bij besluit van 16 november 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 april 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Aanleiding van het geschil
1. [appellant] heeft voor 2013 huurtoeslag aangevraagd. Op basis van de door [appellant] ingediende aanvraag heeft de Belastingdienst/Toeslagen een voorschot huurtoeslag van € 2.315,00 verstrekt.
Bij besluit van 9 juli 2013, gehandhaafd bij besluit van 5 november 2013, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot gewijzigd en herzien naar € 934,00. Als gevolg van dit besluit is een terugvordering ontstaan van € 416,00. Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot opnieuw berekend en vastgesteld op € 827,00. Als gevolg van dit besluit is een huurvordering ontstaan van € 107,00. Aan de besluiten van 9 juli 2013, 5 november 2013 en 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat het voorschot is vastgesteld op basis van de rekenhuur die voor de woning van [appellant] geldt en zijn toetsingsinkomen volgens de Basisregistratie inkomen. Het tegen deze besluiten ingestelde beroep is bij uitspraak van de rechtbank van 7 april 2014 ongegrond verklaard. Het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2014 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 5 september 2014, gehandhaafd bij besluit van 16 november 2015, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot definitief vastgesteld overeenkomstig de voorschotbeschikking van 21 november 2013. De bedragen die hem in 2013 teveel aan voorschot zijn uitbetaald zijn in 2015 teruggevorderd en verrekend met het voorschot over 2015.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen op goede gronden tot de berekening van de definitieve huurtoeslag voor het jaar 2013 is gekomen
Gronden hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Daartoe voert hij aan dat hij in 2012 heeft verzocht om een voorschot huurtoeslag om daarmee over te kunnen stappen naar een woning op de begane grond. Vervolgens is hem maandelijks een voorschot huurtoeslag van € 196,00 uitgekeerd. Na een verlaging naar een maandelijks bedrag van € 192,00 in 2013, is halverwege 2013 de huurtoeslag stopgezet. [appellant] wijst erop dat hij daardoor en door de daarop volgende terugvorderingen ernstig in financiële problemen is geraakt.
Wettelijk kader
4. De Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) luidt:
Artikel 1
In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
[…]
d. huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning;
e. huurtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) in de kosten van het huren van een woning;
[…]
Artikel 1a
1. Op deze wet is de Awir, met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing.
[…]
Artikel 5
1. In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder rekenhuur: de huurprijs die de huurder per maand is verschuldigd […]
4.1. De Awir, ten tijde van belang, luidt:
Artikel 16
1. Indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, verleent de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
2. Ingeval de belanghebbende voor het gehele berekeningsjaar aanspraak heeft op een tegemoetkoming wordt het voorschot verleend:
a. indien de aanvraag ten minste acht weken vóór het berekeningsjaar is ingediend of indien de tegemoetkoming wordt toegekend met toepassing van artikel 15, vierde lid: vóór de aanvang van het berekeningsjaar;
b. in andere gevallen: binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag.
[…]
4. De Belastingdienst/Toeslagen kan het voorschot herzien.
5. Een herziening van het voorschot kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 24
1. Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking.
2. Indien voorschotten zijn verleend, worden deze verrekend met de tegemoetkoming.
3. De in het tweede lid bedoelde verrekening kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 26
Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
Beoordeling hoger beroep
5. Uit de stukken is gebleken dat [appellant] heeft beoogd huurtoeslag te krijgen om te kunnen verhuizen naar een woning op de begane grond. Bij de aanvraag om huurtoeslag heeft hij een rekenhuur van € 437,00 voor deze woning opgegeven. Op basis van de door hem verstrekte gegevens, is het voorschot huurtoeslag 2013 vastgesteld. Niet is gebleken dat hij deze woning heeft betrokken. Ten tijde van belang huurde hij een woning aan de [locatie] te Hengelo. Nadat de Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgesteld dat de rekenhuur voor deze woning € 280,35 bedraagt, is het voorschot over 2013 lager vastgesteld. De huurtoeslag is een financiële tegemoetkoming in de kosten van het huren van een woning. Uit artikel 5, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d, van de Wht volgt dat de hoogte van de huurtoeslag onder meer afhankelijk is van de huurprijs die daadwerkelijk verschuldigd is. Anders dan [appellant] kennelijk meent, is huurtoeslag niet bedoeld om een eventuele verhuizing naar een andere huurwoning met wellicht een hogere huurprijs mogelijk te maken.
6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ4093), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in verbinding met het vierde en vijfde lid en artikel 24, tweede en derde lid, van de Awir voort dat aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Het voorschot wordt verleend tot het vermoedelijke bedrag van de tegemoetkoming en kan worden herzien. 7. Voorts is in artikel 26 van de Awir dwingend bepaald dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. In de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering kan afzien. Een belangenafweging is bij de terugvordering als zodanig niet aan de orde. De Afdeling wijst in dit verband op de uitspraak van 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5166. [appellant] kan de Belastingdienst/Toeslagen wel verzoeken om een betalingsregeling, indien hij door de terugvordering in financiële problemen raakt. 8. Het betoog faalt.
9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Pans w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017
343.