201504596/1/A2.
Datum uitspraak: 22 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 april 2015 in zaak nr. 15/324 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellante] over 2010 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien naar nihil.
Bij besluit van 3 december 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Aanleiding voor het geschil
1. [appellante] heeft voor 2010 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor gastouderopvang van haar kinderen door tussenkomst van [gastouderbureau]. Bij besluit van 29 april 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] € 11.819,00 aan voorschot kinderopvangtoeslag over 2010 toegekend. Bij besluit van 5 juni 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het over 2010 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan dat besluit, als gehandhaafd bij het besluit op bezwaar, ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft gereageerd op het herhaald verzoek om aanvullende informatie over de daadwerkelijk in 2010 gemaakte kosten van kinderopvang en dat daarom niet kan worden vastgesteld of zij recht heeft op een kinderopvangtoeslag over 2010.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van de stukken die [appellante] heeft overgelegd, de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten niet heeft kunnen vaststellen. Volgens de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen derhalve het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2010 terecht op nihil gesteld.
Wettelijk kader
3. De Wet kinderopvang (hierna: Wko), ten tijde van belang, luidde:
Artikel 1a
1. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing. […]
Artikel 5
1. Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft:
a. […]
b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
[…]
Artikel 7
1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
[…]
Bij de wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen van het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) is de citeertitel van de Wet kinderopvang met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en zijn de artikelen 1 tot en met 89 vernummerd tot 1.1 tot en met 1.89.
3.1. De Awir luidt:
Artikel 18
1. Een belanghebbende, een partner en een medebewoner verstrekken de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
[…]
Beoordeling hoger beroep
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2010 terecht op nihil heeft gesteld. Zij voert daartoe aan dat zij alles heeft gedaan wat in haar macht ligt om te bewijzen dat zij de kosten van de kinderopvang in 2010 aan de gastouder daadwerkelijk heeft betaald. Volgens [appellante] kan het wanbeleid van het door haar ingeschakelde [gastouderbureau] haar niet worden tegengeworpen. In dit verband wijst zij erop dat het belastingkantoor te Utrecht haar destijds heeft geadviseerd de kinderopvang via het gastouderbureau te regelen. Omdat bleek dat het gastouderbureau de gastouder niet betaalde, heeft zij de gastouder gedeeltelijk zelf betaald. Het [gastouderbureau] is onbereikbaar. Volgens [appellante] wordt zij onevenredig geraakt door het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen.
4.1. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 11 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:770, overweegt de Afdeling dat uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, zoals deze wet luidde ten tijde van belang, volgt dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij voor die opvang kosten heeft gemaakt en wat de hoogte daarvan is. Dit betekent dat het aan [appellante], als degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, is om aan te tonen wat de kosten van kinderopvang waren en dat zij deze kosten volledig heeft voldaan. 4.2. [appellante] heeft op 14 april 2010 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor de opvang van haar twee kinderen via [gastouderbureau] voor de periode van april tot en met december 2010. Blijkens haar opgaaf ging het per kind om 143 uur opvang tegen een uurprijs van € 5,00. De Belastingdienst/Toeslagen heeft haar hierop een voorschot kinderopvangtoeslag uitgekeerd van € 11.819,00.
[appellante] heeft geen documenten, zoals een jaaropgave of facturen, overgelegd waaruit kan worden afgeleid wat de totale kosten van kinderopvang via [gastouderbureau] waren in 2010. De overeenkomst tot bemiddeling en begeleiding voor gastouderopvang die zij heeft overgelegd, betreft een overeenkomst tussen [gastouderbureau] en de gastouder. Hieruit blijkt niet hoeveel uren per maand tegen welke prijs aan opvang werden afgenomen en wat [appellante] moest voldoen aan de gastouder en wat aan het gastouderbureau. Uit het overgelegde kostenoverzicht van 18 maart 2011 afkomstig van [gastouderbureau] valt niet af te leiden of de daarop vermelde maandelijkse bedragen van € 976,00 over de maanden maart tot en met december 2010, zien op kosten die [appellante] moest betalen aan het gastouderbureau of om kosten voor de opvang van de kinderen door de gastouder. Deze kosten zijn in ieder geval aanzienlijk lager dan de door [appellante] opgegeven kosten, die in totaal op € 1.430,00 per maand zouden uitkomen.
Nu de hoogte van het totaalbedrag aan kosten van kinderopvang via [gastouderbureau] niet is gebleken, kan evenmin worden vastgesteld of [appellante] dat totaalbedrag aan kosten daadwerkelijk heeft voldaan. De door [appellante] overgelegde saldo-overzichten van de bankrekening van de gastouder zijn in dit verband niet relevant, omdat uit de daarmee aangetoonde betalingen aan de gastouder niet blijkt wat de hoogte van de kosten voor kinderopvang was en wat [appellante] derhalve had moeten betalen. Daarbij komt dat, zo er al van wordt uitgegaan dat het totaalbedrag van € 5.330,00 dat [appellante] volgens deze afschriften aan de gastouder heeft betaald ziet op kinderopvang over 2010, dit bedrag aanzienlijk lager is dan het aanvankelijk uitgekeerde voorschot door de Belastingdienst/Toeslagen.
4.3. Dat, zoals [appellante] heeft gesteld, zij het slachtoffer is geworden van wanbeleid door [gastouderbureau], maakt het voorgaande niet anders. Het is aan haar, als degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, om een deugdelijke administratie bij te houden, waaruit de hoogte van de verschuldigde en daadwerkelijk betaalde kosten van de genoten kinderopvang blijkt en om aan te tonen dat zij alle kosten van kinderopvang daadwerkelijk heeft betaald. Gelet hierop komt het voor rekening en risico van [appellante] dat, zoals zij heeft aangevoerd, het [gastouderbureau] failliet is en niet meer te bereiken is en dat zij daarom niet meer aan de benodigde documenten heeft kunnen komen.
4.4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank terecht tot de slotsom gekomen dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2010 terecht op nihil heeft vastgesteld.
4.5. Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Pans w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017
343.