201609219/3/R3.
Datum uitspraak: 2 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beide gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verzoeksters,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2016, kenmerk 2016/9224, heeft de raad het bestemmingsplan "Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn" vastgesteld.
[verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [partij A] en [partij B] en Green Retail House B.V. en Green Development B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
Inleiding
2. Bij dit plan heeft de raad de status van gezoneerd industrieterrein onder meer laten vervallen ter plaatse van de percelen van [verzoeker] aan de [locaties] te Alphen aan de Rijn en een om die percelen heen gelegen gebied. Het gevolg van het plan is dat het bedrijf van [verzoeker] niet langer op een gezoneerd industrieterrein ligt. [verzoeker] heeft ook ten aanzien van het plan "Omgevingsplan Rijnhaven Oost", dat eveneens op 13 oktober 2016 is vastgesteld en betrekking heeft op haar percelen, verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op dit verzoek is beslist bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2017:516. Inhoudelijk
3. [verzoeker] stelt dat haar bedrijfsvoering en uitbreidingsplannen worden belemmerd, wanneer haar bedrijf niet langer op een gezoneerd industrieterrein is gelegen. Zij wijst daarbij op de normen voor geluid waaraan zij vervolgens zal moeten voldoen, te weten de normen die zijn opgenomen in het plan "Omgevingsplan Rijnhaven Oost". Die zorgen voor een strenger geluidregime, waaraan zij niet zal kunnen voldoen.
3.1. Bij brief van 26 januari 2017 heeft de raad meegedeeld dat hij onder meer in de door [verzoeker] ingediende stukken aanleiding ziet om één of meer besluiten voor te bereiden om door de raad geconstateerde gebreken te herstellen. Dit besluit of deze besluiten zullen volgens hem, gelet op de ingediende stukken, slechts zien op het plangebied van het plan "Omgevingsplan Rijnhaven Oost". De raad stelt in die brief in te kunnen stemmen met schorsing van het plan "Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn", voor zover het het plandeel betreft dat ziet op de gronden die liggen in het plangebied van het plan "Omgevingsplan Rijnhaven Oost".
3.2. Nu de raad zich ten aanzien van het hiervoor genoemde plandeel op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Conclusie
4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Proceskosten
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 13 oktober 2016, kenmerk 2016/9224, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn", voor zover het betreft het plandeel met de aanduiding "geluidzone - gezoneerd industrieterrein - verwijderd" dat ziet op de gronden die liggen in het plangebied van het op 13 oktober 2016 vastgestelde bestemmingsplan "Omgevingsplan Rijnhaven Oost";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Koeman w.g. Lap
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2017
288.