ECLI:NL:RVS:2017:991

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
201605878/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan St.-Annaparochie-Ulbe van Houtenlocatie en omgevingsvergunning voor discountsupermarkt

Op 12 april 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "St.-Annaparochie-Ulbe van Houtenlocatie" en de omgevingsvergunning voor de oprichting van een discountsupermarkt aan de Beuckelaerstraat 35 te St.-Annaparochie. De zaak is aangespannen door twee appellanten, die zich verzetten tegen de vaststelling van het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning. De appellanten, wonend in de nabijheid van het plangebied, vrezen voor negatieve gevolgen voor hun woon- en leefomgeving, waaronder geluidshinder en onvoldoende parkeerplaatsen.

De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de besluiten van de gemeente het Bildt gecoördineerd zijn voorbereid en dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige belangen heeft afgewogen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben geen overtuigende argumenten aangedragen die de besluiten van de raad in twijfel trekken.

De Raad van State heeft ook de geluidshinder en parkeerproblematiek beoordeeld. De geluidonderzoeken zijn uitgevoerd conform de geldende richtlijnen en de raad heeft voldoende maatregelen getroffen om de geluidshinder te beperken. Wat betreft de parkeerplaatsen heeft de raad aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid is, rekening houdend met de verwachte bezoekersaantallen van de supermarkt en de woningen. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van de gemeente in stand blijven.

Uitspraak

201605878/1/R3.
Datum uitspraak: 12 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.    [appellant sub 2A] en anderen, allen wonend te St.-Annaparochie, gemeente het Bildt,
en
1.    de raad van de gemeente het Bildt,
2.   het college van burgemeester en wethouders van het Bildt,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "St.-Annaparochie-Ulbe van Houtenlocatie" vastgesteld.
Bij besluit van 14 juni 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een discountsupermarkt op het perceel aan de Beuckelaerstraat 35 te St. Annaparochie.
Bij besluit van eveneens 14 juni 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van drie inritten naar het perceel aan de Beuckelaerstraat 35.
Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant sub 2A] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de beroepen ter zitting behandeld op 3 maart 2017 waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 2A] en anderen, bij monde van [appellant sub 2A], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C], bijgestaan door mr. drs. S.A.B. Boer, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], de raad en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door W. Terpstra, bijgestaan door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, drs. ing. T. de Jong, ir. M.T. Dijkstra en ir. T.E. de Rijk, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Aldi Drachten B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.R. Kruisselbrink, advocaat te Zwolle, en woningcorporatie Wonen Noordwest Friesland, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Algemeen
1.    Het besluit van 26 mei 2016 en de besluiten van 14 juni 2016 zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
2.    Het plan voorziet in het oprichten van een supermarkt, een parkeerterrein en woningen op het perceel aan de Beuckelaerstraat 35, de zogeheten locatie Ulbe van Houten. Daarmee wordt de verplaatsing van de Aldi, die thans aan de Beuckelaerstraat 31 is gevestigd, mogelijk gemaakt. Woningcorporatie Wonen Noordwest Friesland zal de woningen bouwen.
De omgevingsvergunningen voorzien in het oprichten van een discountsupermarkt op het perceel aan de Beuckelaerstraat 35 en in de aanleg van drie inritten.
3.    [appellant sub 1] woont aan de [locatie]. Zijn perceel grenst aan het plangebied. [appellant sub 2A] en anderen wonen aan de Kempenaerstraat en de Beuckelaerstraat en hebben zicht op het perceel waar de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan en de omgevingsvergunning voor het oprichten van een supermarkt onder meer vanwege de gevolgen die het plan en de omgevingsvergunning hebben voor hun woon- en leefomgeving.
Ter zitting hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en anderen bevestigd dat de beroepsgronden niet zijn gericht tegen het besluit waarbij de omgevingsvergunning voor de aanleg van drie inritten is verleend.
Ingetrokken beroepsgrond
4.    [appellant sub 1] heeft zijn beroepsgrond over vleermuizen ter zitting ingetrokken.
Beroep tegen het bestemmingsplan
Toetsingskader
5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Uitspraak voorzieningenrechter
6.    De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3204, een uitspraak gedaan over een aantal gronden die [appellant sub 2A] en anderen en [appellant sub 1] tegen het besluit waarbij het plan is vastgesteld naar voren hebben gebracht. Wat betreft de beroepsgronden over de onderbouwing van de actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau, de ter plaatse van de nieuwe woningen te ondervinden geluidbelasting en het verdwijnen van groen ziet de Afdeling geen aanleiding om daarover thans tot een ander oordeel te komen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan. [appellant sub 2A] en anderen en [appellant sub 1] hebben in de onderhavige procedure daartoe geen argumenten aangevoerd. De betogen falen dan ook in zoverre.
Verwijzing naar zienswijze
7.    [appellant sub 2A] en anderen verwijzen wat het aspect verkeer betreft naar hun over het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze. In de Reactienota zienswijzen is op deze zienswijze ingegaan. [appellant sub 2A] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt in zoverre.
Parkeren
8.    [appellant sub 2A] en anderen betogen dat het plan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Zij voeren daartoe aan dat bij het bepalen van de parkeernorm ten onrechte niet is uitgegaan van de omvang van de supermarkt van 1.500 m2 die het plan maximaal mogelijk maakt. Zij brengen daarnaast naar voren dat van een onjuiste parkeernorm is uitgegaan. Daartoe voeren zij aan dat het gemiddeld autobezit in St.-Annaparochie volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek boven het landelijk gemiddelde ligt. Voorts is volgens [appellant sub 2A] en anderen bij het toepassen van de parkeernorm ten onrechte uitgegaan van een gebied dat is te typeren als een zogeheten schil centrum. Volgens [appellant sub 2A] en anderen is het gebied te typeren als zogeheten rest bebouwde kom omdat het een rustige woonwijk is, zodat de parkeerbehoefte 102 tot 132 parkeerplaatsen is, uitgaande van een daarbij behorende parkeernorm van 6,8 tot 8,8 per 100 m2 bvo. Daarnaast is volgens [appellant sub 2A] en anderen in de planregels niet gewaarborgd dat de parkeerplaatsen voor de supermarkt zullen worden gebruikt. Evenmin is uitgesloten dat de parkeerplaatsen worden opgeheven nadat de supermarkt in gebruik is genomen, aldus [appellant sub 2A] en anderen.
Zij betogen verder dat de parkeernorm die voor de woningen die in het plan mogelijk worden gemaakt is gehanteerd te laag is. Zij brengen naar voren dat voor bijvoorbeeld twee onder een kapwoningen een hogere norm moet worden aangehouden.
9.    Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt:
"De voor "Detailhandel-Discountsupermarkt" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van een discountsupermarkt;
met daaraan ondergeschikt:
b. parkeervoorzieningen;
c. woonstraten en paden;
d. groenvoorzieningen;
(…)"
Lid 3.5.2 luidt:
"De gronden en bouwwerken mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat binnen de aangrenzende bestemming "Verkeer-Parkeren" ten minste 71 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd."
Artikel 5, lid 5.1 luidt:
"De voor "Verkeer-Parkeren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. parkeervoorzieningen;
(…)"
Artikel 6, lid 6.1, luidt:
"De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, (…);
(…);
f. parkeervoorzieningen;
(…)."
Lid 6.5 luidt:
"Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat minder dan 1,4 parkeerplaats per woning wordt gerealiseerd;
(…)."
10.    In het Verkeerskundig onderzoek, dat aan het plan ten grondslag is gelegd, is ingegaan op de parkeerbehoefte. Daarin staat dat is aangesloten bij de CROW-kencijfers uit publicatie 317. Daarbij is rekening gehouden met dubbelgebruik, omdat de functies wonen en supermarkt niet op hetzelfde moment een piekmoment hebben, en met een bvo van 1.470 m2. Voor de discountsupermarkt dienen volgens het onderzoek 71 parkeerplaatsen te worden aangelegd, waarbij is uitgegaan van het kencijfer 4,8 parkeerplaatsen per 100 m2  bvo.
Voor 32 woningen dienen volgens het onderzoek 27 parkeerplaatsen te worden aangelegd, waarbij is uitgegaan van het kencijfer van 1,4 parkeerplaatsen per woning.
11.    De raad heeft ter toelichting het Verkeerskundig advies van Rho Adviseurs van 18 oktober 2016 overgelegd. Daarin staat dat voor het bepalen van de parkeerbehoefte vanwege de situering van het plangebied nabij het centrum van St.-Annaparochie is aangesloten bij de ligging schil centrum als bedoeld in de publicatie van CROW. Voorts is uitgegaan van een niet stedelijk gebied, op basis van adressendichtheid in St. Annaparochie ten opzichte van het landelijk gemiddelde. In het advies staat verder dat het autobezit relatief laag is ten opzichte van andere niet stedelijke gemeenten. In de gemeente het Bildt is het autobezit 1,2 en in St.-Annaparochie 1,1. Daarom is aangesloten bij de onderkant van de bandbreedte van de kencijfers van CROW.
Indien wordt uitgegaan van het maximale voor de supermarkt te benutten bebouwingsoppervlak van 1.500 m2  zijn volgens het Verkeerskundig advies 72 parkeerplaatsen benodigd. Volgens het advies is daarbij uitgegaan van een piekmoment. Dat betekent dat indien 72 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, bezoekers van de supermarkt niet hoeven uit te wijken naar parkeerruimte elders in de wijk, aldus het advies. De raad heeft voorts toegelicht dat in de straten rondom het plangebied de parkeerdruk laag is. Er is daarom, indien in een uitzonderlijk geval het aantal parkeerplaatsen op het parkeerterrein bij de supermarkt bezet is, voldoende restcapaciteit beschikbaar.
In het Verkeerskundig advies staat daarnaast dat een parkeernorm van 1,4 is gehanteerd voor de te realiseren woningen omdat ervan is uitgegaan dat merendeels rijwoningen zullen worden gerealiseerd. Dat houdt verband met de omstandigheid dat met het plan is beoogd mogelijk te maken dat de woningbouwcorporatie Wonen Noordwest Friesland de sociale huurwoningen die voorheen in het plangebied stonden kan vervangen door nieuwe sociale huurwoningen, bestaande uit, zoals de woningbouwcorporatie ter zitting heeft toegelicht, 30 rijwoningen en 1 twee onder een kapwoning. Indien er echter twee onder een kapwoningen of vrijstaande woningen zullen worden gebouwd, waarvoor volgens de kencijfers van CROW parkeernormen voor de ligging schil centrum een norm van 1,6 onderscheidenlijk 1,7 worden gehanteerd, zullen volgens het Verkeerskundig advies in totaal minder woningen worden gerealiseerd. Volgens dat advies is er daarom ook dan voldoende ruimte in het plangebied om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
12.    Niet in geding is dat de omgeving van het plangebied is te typeren als niet stedelijk gebied als bedoeld in de publicatie van CROW. De Afdeling ziet gelet op de in het advies gegeven toelichting dat het plangebied is gesitueerd op korte afstand van het centrum van St. Annaparochie voorts geen aanleiding voor de conclusie dat de raad niet heeft mogen uitgaan van de ligging schil centrum als bedoeld in die publicatie.
De Afdeling ziet evenmin grond voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van een norm van 4,8 parkeerplaatsen per 100 m2  bvo voor het bepalen van de parkeerbehoefte van de supermarkt, waarbij de omstandigheid is betrokken dat het autobezit in St. Annaparochie relatief laag is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de Reactienota zienswijzen volgt dat voor het gemiddelde autobezit per huishouden de kencijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2015 als uitgangspunt zijn genomen.
Hetgeen [appellant sub 2A] en anderen hebben aangevoerd geeft daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als wordt voorzien in 71 parkeerplaatsen, zich geen parkeerproblemen zullen voordoen ten gevolge van het realiseren van de discountsupermarkt die in het plan is voorzien. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat niet is weersproken dat, zoals in het Verkeerskundig advies staat, de parkeerdruk in de straten rondom het plangebied laag is. Voorts is niet aannemelijk dat het gehele bebouwingsoppervlak van 1.500 m2  van de supermarkt zal worden benut als bvo. De door [appellant sub 2A] en anderen gestelde omstandigheid dat in Kollum is voorzien in 190 parkeerplaatsen bij een filiaal van Aldi, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel te meer, nu, zoals ter zitting door de raad naar voren is gebracht, die parkeerplaatsen in Kollum zijn aangelegd bij een winkelcentrum en niet enkel voor Aldi zijn bedoeld.
Gelet op voorgaande is er geen aanleiding voor de conclusie dat de raad in een nadere regeling had behoren te voorzien om te waarborgen dat het parkeerterrein voor de supermarkt zal worden gebruikt. Ook het voorzien in een nadere regeling dat het parkeerterrein in stand dient te worden gehouden, heeft de raad in redelijkheid niet nodig hoeven achten.
13.    De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2A] en anderen hebben aangevoerd voorts geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende parkeerplaatsen voor de te realiseren woningen beschikbaar zullen zijn. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat aannemelijk is dat indien in plaats van de beoogde rijwoningen enkel twee onder een kapwoningen of vrijstaande woningen worden gebouwd, de behoefte aan het aantal parkeerplaatsen per saldo lager zal zijn. Voorts staat in het Verkeerskundig advies dat de parkeerdruk in de straten om het plangebied heen laag is, hetgeen niet is weersproken.
14.    Het betoog van [appellant sub 2A] en anderen faalt.
Geluid
15.    [appellant sub 2A] en anderen en [appellant sub 1] vrezen voor geluidhinder ten gevolge van het parkeerterrein. Onder verwijzing naar het door hen overgelegde rapport van DGMR van 17 februari 2017 voeren zij aan dat de geluidwaarden uit het stappenplan in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) worden overschreden en niet wordt voldaan aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. In dat rapport staat verder dat diverse geluidbronnen in het geluidonderzoek in verband met het parkeerterrein dat de raad heeft laten verrichten ten onrechte zijn aangemerkt als indirecte hinder, terwijl volgens het rapport het parkeerterrein deel uitmaakt van de inrichting. Voorts had volgens het rapport moeten worden uitgegaan van 102 tot 132 parkeerplaatsen. Volgens het rapport is daarnaast niet gewaarborgd dat het laden en lossen alleen tussen 7.00 en 19.00 uur zal plaatsvinden, zodat de raad de geluidbelasting van het laden en lossen buiten deze periode ten onrechte niet bij zijn berekeningen heeft betrokken. Volgens DGMR is, gelet op de daarin opgenomen situatietekeningen, ten onrechte evenmin het gehele bouwvlak van de supermarkt in de geluidonderzoeken, die in het plan worden genoemd, betrokken. Voorts bevatten deze geluidonderzoeken een aantal omissies, aldus het rapport van DGMR, waardoor niet wordt voldaan aan de Handreiking rekenen en industrielawaai. Daarbij wordt erop gewezen dat niet is onderbouwd waarom gebruik is gemaakt van overdrachtsberekeningen en dat niet duidelijk is welke rekensoftware is toegepast. Voorts ontbreken, aldus het rapport, gegevens over de gehanteerde bodemfactor, over de herkomst van bronvermogens en per octaafband van de geluidbronnen. Verder is volgens DGMR de toegepaste waarneemhoogte niet onderbouwd. [appellant sub 2A] en anderen wijzen er daarnaast nog op dat de piekbelasting, waaronder het geluid van dichtslaande portieren en van winkelwagens, ten onrechte niet bij het bepalen van de geluidbelasting is betrokken.
16.    De raad heeft blijkens de plantoelichting bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de supermarkt aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure wordt voor een supermarkt een richtafstand aanbevolen tot woningen en andere gevoelige functies in een rustige woonwijk van 10 m. Indien een gebied is aan te merken als gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure kan deze richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. In dat geval wordt voor een supermarkt een afstand van 0 m aanbevolen.
16.1.    De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3204, overwogen dat de raad de omgeving van het plangebied terecht als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure heeft getypeerd. [appellant sub 2A] en anderen en hebben in de onderhavige procedure geen argumenten aangevoerd die de Afdeling thans tot een ander oordeel brengen. Zoals de voorzieningenrechter heeft vastgesteld is de kortste afstand van het plangebied tot de gevel van de woningen van [appellant sub 2A] en anderen ongeveer 15 m. Dat betekent dat, ook als de omgeving van het plangebied dient te worden aangemerkt als een rustige woonwijk, aan de daarvoor in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 10 m wordt voldaan.
16.2.    In paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure is een toetsingssystematiek opgenomen die toegepast kan worden bij een planherziening waarbij beoordeeld dient te worden of ter plaatse van een beoogd geluidgevoelig object sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting. De toetsingssystematiek bestaat uit vier stappen, waarbij per stap een hogere geluidbelasting aanvaardbaar wordt geacht en telkens hogere eisen worden gesteld aan het benodigde onderzoek en de motivering van het besluit waarmee planologische inpassing mogelijk wordt gemaakt. Indien wordt voldaan aan de toepasselijke richtafstand uit de VNG-brochure, is volgens de toetsingssystematiek in beginsel sprake van een aanvaardbare geluidsbelasting (stap 1).
16.3.    Aan de richtafstanden die in de VNG-brochure zijn opgenomen wordt voldaan ten aanzien van de woningen van [appellant sub 2A] en anderen. De Afdeling ziet in het rapport van DGMR reeds daarom geen grond voor het oordeel dat de raad daarnaast gehouden was om verder toepassing te geven aan het in de VNG-brochure opgenomen stappenplan. Bovendien is DGMR er ten onrechte vanuit gegaan dat sprake is van een rustige woonwijk in de zin van de VNG-brochure.
17.    De raad heeft uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting, waaronder de geluidbelasting vanwege het parkeerterrein. In de plantoelichting wordt daartoe verwezen naar het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke ordening van LBP Sight van 5 november 2015. Volgens dat onderzoek is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de bestaande woningen. In de plantoelichting wordt voorts verwezen naar het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit van LBP Sight van 5 november 2015, dat ten grondslag ligt aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders waarbij de omgevingsvergunning voor het oprichten van de discountsupermarkt is verleend. Daarin is getoetst aan artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Volgens dat onderzoek wordt aan de daarin gestelde normen voldaan.
18.    Volgens het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke Ordening en het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit zijn de onderzoeken overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai uitgevoerd. Voorts kan uit deze onderzoeken worden afgeleid welk model bij de berekeningen is toegepast. LBP Sight heeft verder ter zitting toegelicht dat wordt voldaan aan de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai en een nadere toelichting gegeven op de volgens het rapport van DGMR ontbrekende gegevens. [appellant sub 2A] en anderen hebben ter zitting hetgeen door LBP Sight in dit verband naar voren is gebracht niet bestreden. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om aan de juistheid van de door LBP Sight gegeven toelichting over de gebruikte gegevens te twijfelen.
De Afdeling stelt voorts vast dat, anders dan DGMR stelt, en voor zover van betekenis, in de akoestische onderzoeken waar in het plan naar wordt verwezen niet is uitgegaan van een ander bouwvlak dan op de verbeelding is voorzien. De in deze onderzoeken opgenomen situatietekeningen komen overeen met het bouwvlak.
19.    In het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke Ordening is aansluiting gezocht bij de Circulaire indirecte hinder van het ministerie van VROM.
19.1.    De circulaire bevat een beoordelingskader voor de geluidbelasting van verkeer van en naar inrichtingen en heeft daarmee betrekking op situaties op de openbare weg buiten de inrichting. Het beoordelingskader in de VNG-brochure heeft daarentegen, evenals de normen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, betrekking op de geluidbelasting die wordt veroorzaakt door activiteiten binnen de grenzen van de inrichting.
Het parkeerterrein is openbaar toegankelijk en zal daarom niet uitsluitend ten behoeve van de nieuwe supermarkt worden gebruikt. Dat is bovendien, zoals ter zitting door Aldi B.V. is bevestigd, in de exploitatieovereenkomst vastgelegd. De omstandigheid dat, zoals in het rapport van DGMR naar voren wordt gebracht, het niet nodig is dat omwonenden gebruik maken van het parkeerterrein omdat parkeergelegenheid elders beschikbaar is, betekent niet dat het terrein niet openbaar is.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad voor de beoordeling van de geluidhinder vanwege het parkeerterrein niet in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij de circulaire.
19.2.    Zoals hiervoor onder 11 is overwogen is de parkeerbehoefte bij het benutten van het maximale bebouwingsoppervlak voor de supermarkt van 1.500 m2  72 parkeerplaatsen. Er is daarom geen aanleiding voor de conclusie dat bij het bepalen van de geluidbelasting van het parkeerterrein van een parkeerbehoefte van 102 tot 132 parkeerplaatsen moet worden uitgegaan, zoals door DGMR naar voren is gebracht.
19.3.    In het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke Ordening is ook het maximale geluidniveau betrokken, dat wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het dichtslaan van portieren en het aan- en afrijden van personenauto’s en vrachtwagens, zodat het betoog van [appellant sub 2A] en anderen in zoverre feitelijke grondslag mist.
Volgens dat onderzoek kon de berekende piekbelasting ook optreden bij de voorheen ter plaatse geldende bestemming "Maatschappelijke doeleinden". In de plantoelichting staat dat in vergelijking tot de bestaande situatie in zoverre geen grote veranderingen worden verwacht voor het woon- en leefklimaat van omwonenden die significante nadelige gevolgen hebben. Het betoog van [appellant sub 2A] en anderen geeft geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ingevolge de planregels van het voorheen geldende plan "St. Annaparochie" ter plaatse niet alleen educatieve voorzieningen waren toegelaten, zoals de middelbare school, die voorheen in het plangebied stond, maar ook sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
20.    Zowel in het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke ordening als in het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit is er vanuit gegaan dat de laad- en losactiviteiten tussen 7.00 en 19.00 uur zullen plaatsvinden. Volgens het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit wordt aan de daarvoor in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde normen voldaan. Er is geen maatwerkvoorschrift vastgesteld waarbij wordt afgeweken van de grenswaarden in artikel 2.17. Indien buiten de tijdsperiode van 7.00 tot 19.00 uur laad- en losactiviteiten plaatsvinden en ten gevolge daarvan de daarvoor gestelde grenswaarden in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden overschreden, kan daartegen daarom handhavend worden opgetreden. Voorts is er geen voornemen om buiten deze periode te laden en te lossen. De ter zitting door [appellant sub 2A] en anderen gestelde omstandigheid dat bij een filiaal van Aldi elders bevoorrading in de nachtperiode plaatsvindt, doet daar niet aan af. Dat betekent immers niet dat in de discountsupermarkt die in het plan is voorzien buiten de periode van 7.00 tot 19.00 uur zal worden geladen en gelost. Het betoog van [appellant sub 2A] en anderen geeft daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de raad niet heeft mogen afzien van een nadere regeling in het plan die ertoe strekt dat niet voor 7.00 en niet na 19.00 uur laad- en losactiviteiten plaats mogen vinden.
21.    Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellant sub 2A] en anderen in zoverre hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat aan het Akoestisch onderzoek Ruimtelijke ordening en het Akoestisch onderzoek Activiteitenbesluit zodanige gebreken kleven of dat zij zodanige leemten in kennis bevatten, dat de raad zich hierop bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid heeft mogen baseren.
22.    Het betoog van [appellant sub 2A] en anderen faalt.
23.    [appellant sub 1] heeft zijn betoog over geluid niet nader onderbouwd.
Zijn betoog faalt reeds daarom.
Bezonning
24.    [appellant sub 2A] en andere vrezen voor schaduwwerking ten gevolge van het plan.
25.    De raad heeft in dit verband verwezen naar de memo Bezonningsstudie van Rho van 18 oktober 2016. Daarin is een vergelijking gemaakt tussen de situatie waarin de inmiddels gesloopte school en woningen in het plangebied aanwezig waren en de toekomstige situatie die in het plan mogelijk wordt gemaakt. Daaruit volgt dat in de toekomstige situatie de schaduwwerking iets zal afnemen.
De Afdeling ziet daarom in het betoog van [appellant sub 2A] en anderen geen grond voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Uitvoeringsaspecten
26.    Voor zover [appellant sub 1] vreest voor hinder van de met de realisatie van het plan gepaard gaande werkzaamheden, overweegt de Afdeling dat deze aspecten niet het plan zelf, maar de uitvoering daarvan betreffen. Uitvoeringsaspecten worden in een bestemmingsplan echter niet geregeld en kunnen in de procedure die de vaststelling van het plan betreft daarom niet aan de orde komen. Het betoog slaagt daarom niet.
Beeldkwaliteit
27.    [appellant sub 1] betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het plan voorziet in woningen die afwijken van de bouwstijl van de andere bebouwing in de omgeving. Hij voert aan dat zijn woning daardoor onverkoopbaar wordt.
28.    Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen zullen de aspecten als het uiterlijk en het materiaalgebruik van de gebouwen in het kader van welstand worden betrokken. In het bestemmingsplan is de exacte uitvoering van de woningen niet geregeld. Het betoog slaagt daarom niet.
Beroep tegen de omgevingsvergunning
Beoogd gebruik
29.    [appellant sub 2A] en anderen betogen dat de supermarkt in strijd met het bestemmingsplan als een full service supermarkt zal worden gebruikt.
30.    De omgevingsvergunning is blijkens het besluit, waarbij die vergunning is verleend, verleend voor het oprichten van een discountsupermarkt. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant sub 2A] en anderen geen aanleiding voor de conclusie dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de supermarkt niet als zodanig zal worden gebruikt.
Het betoog faalt daarom.
Hinder en schade bouwwerkzaamheden
31.    Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het oprichten van de supermarkt hadden moeten worden verbonden in verband met hinder en schade ten gevolge van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden, overweegt de Afdeling het volgende.
32.    Artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) luidt, voor zover hier van belang:
"1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd:
a. indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
(…)."
33.    Het Bouwbesluit 2012 is een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in voormelde bepaling van de Wabo. In het Bouwbesluit 2012 zijn bepalingen opgenomen in verband met het voorkomen van schade en het beperken van hinder tijdens het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college aannemelijk had moeten achten dat bij de uitvoering van de bouw onvoldoende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de bouwwerkzaamheden tot schade zullen leiden en dat daarmee strijd met het Bouwbesluit 2012 bestaat. [appellant sub 1] heeft zijn betoog dat in zoverre nadere voorschriften of voorwaarden aan de vergunning hadden moeten worden verbonden niet nader onderbouwd.
Het betoog faalt.
Welstand
34.    [appellant sub 1] betoogt dat de bouwplannen in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
35.     Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo luidt, voor zover hier van belang:
"1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
(…)".
36.    De omgevingsvergunning voor het oprichten van de woningen staat thans niet ter beoordeling.
In de omgevingsvergunning voor het oprichten van de supermarkt staat dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandsadviescommissie heeft over dat bouwplan een positief advies gegeven en daarbij getoetst aan de beeldkwaliteitscriteria. Dit advies is niet door [appellant sub 1] bestreden. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het college de aanvraag om een omgevingsvergunning vanwege strijd met redelijke eisen van welstand had moeten weigeren.
Het betoog faalt.
Conclusie en proceskosten
37.    De beroepen zijn ongegrond.
38.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Duursma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017
378.