ECLI:NL:RVS:2018:1048

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
201703219/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
  • J. Kramer
  • F.D. van Heijningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 maart 2017, betreffende zaak nr. 15/741. Tijdens de zitting op 31 januari 2018 heeft [verzoeker] zijn hoger beroep ingetrokken, nadat het college van gedeputeerde staten van Overijssel op 10 juli 2017 een nieuw voorschrift had verbonden aan de omgevingsvergunning die eerder was verleend aan HKS Scrap Metal B.V. Dit besluit kwam voort uit een hogerberoepsgrond van [verzoeker], waardoor het college gedeeltelijk aan zijn verzoek tegemoetkwam. Na de intrekking van het hoger beroep heeft [verzoeker] verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het college, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenveroordeling toewijsbaar is. De toegekende vergoeding betreft de kosten van rechtsbijstand die [verzoeker] heeft gemaakt in verband met het indienen van het hogerberoepschrift. Daarnaast is het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door [verzoeker] betaalde griffierecht.

De beslissing houdt in dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel € 501,00 aan proceskosten en € 250,00 aan griffierecht aan [verzoeker] moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. F.C.M.A. Michiels als voorzitter en mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen als leden, in aanwezigheid van griffier mr. M.P.J.M. van Grinsven. De uitspraak vond plaats op 28 maart 2018.

Uitspraak

201703219/2/A1.
Datum uitspraak: 28 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 maart 2017 in zaak nr. 15/741.
Ter zitting op 31 januari 2018 heeft [verzoeker] het hoger beroep ingetrokken en heeft hij de Afdeling verzocht het college van gedeputeerde staten van Overijssel te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hogerberoepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2.    Het college heeft naar aanleiding van een hogerberoepsgrond van [verzoeker] bij besluit van 10 juli 2017 een nieuw voorschrift aan de op 13 februari 2015 aan HKS Scrap Metal B.V. verleende omgevingsvergunning verbonden. Hiermee is het college gedeeltelijk aan [verzoeker] tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. [verzoeker] heeft aangegeven met het besluit van 10 juli 2017 in te kunnen stemmen en heeft zijn hoger beroep naar aanleiding van dat besluit ingetrokken.
3.    Het verzoek om proceskostenveroordeling dient op na te melden wijze te worden toegewezen. De toegekende vergoeding heeft betrekking op de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met het indienen van het hogerberoepschrift.
4.    Het college dient ingevolge artikel 8:41, zevende lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb tevens het door [verzoeker] betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Grinsven
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2018
462.