201703440/1/A3.
Datum uitspraak: 6 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Leiden,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2017 in zaken nrs. 17/893 en 17/894 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Leiden.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2016 heeft de burgemeester besloten voor de horeca-inrichting [bedrijf] aan de [locatie] te Leiden een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur vast te stellen voor een duur van 6 weken en een voorwaardelijk vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur voor een duur van 6 weken.
Bij besluit van 24 januari 2017 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank (hierna: de rechtbank) het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2018, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Atkins en mr J. van der Heiden, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] exploiteert de horeca-inrichting [bedrijf]. Bij besluit van 29 september 2016 heeft de burgemeester voor de horeca-inrichting voor de duur van 6 weken een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur vastgesteld wegens verstoring van de openbare orde door geluidsoverlast op 12 maart 2016. Tevens is een voorwaardelijk vervroegd sluitingsuur van 24:00 uur vastgesteld wegens verstoring van de openbare orde door geluidsoverlast op 23 april 2016. Bij het besluit op bezwaar van 24 januari 2017 is het voorwaardelijke vervroegde sluitingsuur omgezet in een waarschuwing. Het besluit van 29 september 2016 is voor het overige in stand gelaten. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft de besluiten van 29 september 2016 en 24 januari 2017, voor zover het betreft het vaststellen van een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur voor de horeca-inrichting [bedrijf] voor een duur van 6 weken, geschorst.
2. De relevante bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening 2015 (hierna: APV 2015) en het Horecasanctiebesluit 2013 zijn opgenomen in de bijlage van deze uitspraak en maken daarvan deel uit.
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar in overeenstemming is met het Horecasanctiebesluit 2013. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de enkele stelling van [appellant] dat klanten wegblijven door het vervroegde sluitingsuur voor de duur van zes weken onvoldoende is voor het oordeel dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid op grond van artikel 2.30, eerste lid, van de APV 2015 gebruik heeft kunnen maken. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat zij [appellant] niet kan volgen in zijn standpunt dat door de burgemeester toezeggingen zijn gedaan die zouden moeten leiden tot het afzien van het opleggen van het vervroegde sluitingsuur of de waarschuwing.
4. [appellant] voert aan dat hij naar aanleiding van de geluidsoverlast op 12 maart 2016 het gehele pand heeft laten voorzien van dubbele beglazing. Ook met zijn deurbeleid en begrenzing van de muziekinstallatie probeert hij geluidsoverlast te voorkomen. Op 16 maart 2017 heeft er naar aanleiding van een lekkage in het plafond een inspectie plaatsgevonden. Uit dit onderzoek is gebleken dat als gevolg van de lekkage alle geluidwerende isolatie tussen het plafond en de vloeren van de bovengelegen appartementen zijn geluidsisolerende functie heeft verloren. Daarnaast is komen vast te staan dat deze lekkage zich al een lange periode voordeed en is ontstaan door het recreatief gebruik van het dak als terras door bewoners van de bovengelegen appartementen. Door het gebrekkige geluidsisolerende materiaal tussen het plafond en de bovengelegen appartementen kon het geluid zich via deze weg verspreiden rondom de inrichting. Gelet hierop is de geluidsoverlast [appellant] niet volledig aan te rekenen. Bovendien kon [appellant] vanwege de herstelwerkzaamheden in de twee weken na 16 maart 2017 [bedrijf] nauwelijks exploiteren. [appellant] stelt dat sprake is van overmacht en dat hij reeds onevenredig hard in zijn belangen is getroffen. Tenuitvoerlegging van de vervroegde sluiting is dan ook niet proportioneel, aldus [appellant].
5. In de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening van [appellant] van 18 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1321) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling als volgt overwogen: "Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [appellant] tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat isolatiemateriaal is aangetast. Uit een meldingsrapport van de brandweer van 3 oktober 2016 blijkt dat op deze dag een melding heeft plaatsgevonden van wateroverlast in de [bedrijf] als gevolg van een lekkage in het plafond. Ter zitting heeft [appellant] gesteld het gebrek in het plafond, dat tot geluidsoverlast heeft geleid, in de bodemprocedure met een onderzoeksrapport nader te zullen staven. In de bodemprocedure kan, mede tegen de achtergrond van het voorgaande, vervolgens beter dan in het kader van deze voorlopige voorzieningsprocedure worden beoordeeld of het standpunt van de burgemeester dat een vervroegde sluiting voor een duur van zes weken niet onevenredig is in verhouding tot het met die maatregel te dienen doel, in rechte stand kan houden." 6. [appellant] heeft geen rapport overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat de geluidsoverlast is veroorzaakt door de lekkage. Hij heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de lekkage het geluidsisolerende materiaal zijn functie heeft verloren en dat dit de oorzaak is van de geluidsoverlast. [appellant] is voorts als exploitant verantwoordelijk voor de horeca-inrichting [bedrijf] en dus voor het voorkomen van geluidsoverlast. Verder is van belang dat [appellant] weliswaar heeft gesteld dat hij de [bedrijf] wegens de herstelwerkzaamheden nauwelijks heeft kunnen exploiteren maar dat hij deze stelling evenmin met feiten of omstandigheden heeft onderbouwd. Gelet hierop wordt in het aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit op bezwaar is genomen in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2018
559. BIJLAGE
Algemene plaatselijke verordening 2015
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Horecasanctiebesluit 2013
Artikel 5 Veroorzaken van geluidsoverlast
1. Indien een horeca-inrichting geluidsoverlast veroorzaakt dan wordt dit aangemerkt als een verstoring van de openbare orde als bedoeld in artikel 2.30 van de Apv 2009.
2. Van een overtreding van het bepaalde in artikel 2:30, eerste lid van de Apv 2009 is in ieder geval sprake wanneer op een afstand van 25 meter van het horecabedrijf mechanisch versterkt geluid uit het horecabedrijf hoorbaar is.
3. Indien sprake is van een overtreding van het bepaalde in artikel 2:30, eerste lid van de Apv 2009 volgt een gesprek met de ondernemer en ontvangt deze tevens een schriftelijke waarschuwing dat bij een volgende overtreding de navolgende procedure van toepassing is:
a. bij een tweede overtreding binnen een periode van zes maanden na de waarschuwing wordt een tijdelijk vervroegd sluitingsuur opgelegd van 24.00 uur voor een periode van drie weken.
b. bij elke volgende overtreding binnen zes maanden na de tweede overtreding wordt een tijdelijk vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur opgelegd voor een periode van zes weken.
4. Het bepaalde onder 1. laat onverlet de bevoegdheid van de Burgemeester om het horecabedrijf direct te sluiten indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.