ECLI:NL:RVS:2018:1985
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdeling en minderjarig kind
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarig kind een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen op 24 januari 2017 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 september 2017 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 27 maart 2018 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van de staatssecretaris eveneens ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.A. Limonard. De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 30 april 2018 is geëindigd, maar dat het hogerberoepschrift pas op 1 mei 2018 is ingediend. Hierdoor is het hoger beroep niet tijdig ingediend, en de Raad van State heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
De Raad van State heeft daarom het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2018.