ECLI:NL:RVS:2018:2265
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf en publieke middelen
In deze zaak hebben drie vreemdelingen een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juli 2017 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris om hun uitzetting af te wijzen vernietigde. De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om hen te behandelen als waren zij Nederlanders of als vreemdelingen met rechtmatig verblijf, zodat zij toegang zouden hebben tot publieke middelen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen een belangenafweging gemaakt. Hij heeft vastgesteld dat de vreemdelingen momenteel niet rechtmatig in Nederland verblijven en dat er geen recht bestaat op de gewenste publieke middelen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de situatie van de vreemdelingen, maar dat deze procedure daar niet geschikt voor is.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het belang van de vreemdelingen om rechtmatig verblijf te verkrijgen gedurende het hoger beroep minder zwaar weegt dan het belang van de staatssecretaris. Daarom heeft hij het verzoek van de vreemdelingen als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzieningenrechter heeft wel aangegeven dat er naar gestreefd zal worden om op korte termijn uitspraak te doen in het hoger beroep van de staatssecretaris.