ECLI:NL:RVS:2018:24

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
201704543/5/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing voorlopige voorziening omgevingsvergunningen Zuidelijke Ringweg Groningen

Op 10 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van de vennootschap onder firma Combinatie Herepoort, gevestigd te Groningen. Dit verzoek betrof de opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening die eerder was getroffen op 13 november 2017. Deze voorlopige voorziening schorste vier besluiten tot verlening van omgevingsvergunningen voor het vellen van bomen en het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van de ombouw van de Zuidelijke Ringweg te Groningen, in de deelgebieden G, H, I en J.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Combinatie Herepoort behandeld op 12 december 2017, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. E.E. Grit, advocaat te Groningen. De Vleermuiswerkgroep Groningen en Natuur en Milieufederatie (VWG en NMF) waren vertegenwoordigd door mr. P. Mendelts en drs. K. Nienhuys, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Groningen werd vertegenwoordigd door J. Dallinga.

In de overwegingen van de uitspraak werd benadrukt dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat, ingevolge artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de voorlopige voorziening kan worden opgeheven of gewijzigd. Echter, aangezien de Afdeling inmiddels een einduitspraak had gedaan in het geding tussen VWG en NMF en het college, was er geen belang meer bij het verzoek tot opheffing van de voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2018.

Uitspraak

201704543/5/R6.
Datum uitspraak: 10 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
de vennootschap onder firma Combinatie Herepoort, gevestigd te Groningen, verzoekster,
om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) van de bij uitspraak van 13 november 2017, in zaak nr. 201704543/3/R6, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
Vleermuiswerkgroep Groningen en Natuur en Milieufederatie (hierna: VWG en NMF) Groningen, gevestigd te Groningen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 13 november 2017 heeft de voorzieningenrechter vier besluiten tot verlening van omgevingsvergunningen voor het vellen van bomen en het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van de ombouw van de Zuidelijke Ringweg te Groningen, in de als zodanig aangeduide deelgebieden G, H, I en J geschorst.
Combinatie Herepoort heeft de voorzieningenrechter verzocht deze voorlopige voorziening geheel of gedeeltelijk op te heffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 december 2017, waar onder meer Combinatie Herepoort, vertegenwoordigd door mr. E.E. Grit, advocaat te Groningen, de VWG en NMF vertegenwoordigd door mr. P. Mendelts en drs K. Nienhuys, en het college, vertegenwoordigd door J. Dallinga, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
3.    Deze uitspraak heeft betrekking op het verzoek van de Combinatie Herepoort tot opheffing van de bij uitspraak van 13 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3070) uitgesproken schorsing, voor zover daarop nog niet is beslist bij uitspraak van 15 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3459). Ten aanzien van dit verzoek overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.    De Afdeling heeft heden einduitspraak gedaan in het geding tussen VWG en NMF en het college van burgemeester en wethouders van Groningen (ECLI:NL:RVS:2018:12). Ingevolge artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, vervalt de voorlopige voorziening zodra de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan. Gelet hierop bestaat geen belang meer bij het verzoek op opheffing van de bij de uitspraak van 13 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3070) getroffen voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Van Diepenbeek
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2018