201707588/1/A2.
Datum uitspraak: 18 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2017 in zaak nr. 17/2053 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2017 heeft het College voor Toetsen en Examens het verzoek tot aanmelding voor het staatsexamen 2017 van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2017 heeft het College voor Toetsen en Examens het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2018, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber, is verschenen.
Overwegingen
1. De termijn voor aanmelding voor het staatsexamen 2017 liep tot 1 januari 2017. [appellant] heeft een verzoek tot aanmelding ingediend op 4 januari 2017. Dit verzoek is bij besluit van 6 januari 2017 afgewezen wegens overschrijding van de termijn. In hoger beroep voert [appellant] aan dat het besluit niet deugdelijk gemotiveerd is. Hij stelt dat er niet voldoende is ingegaan op zijn persoonlijke omstandigheden en stelt dat de gang van zaken onrechtvaardig is.
2. Ter zitting heeft de minister de vraag opgeworpen of [appellant] nog belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, nu dat uitsluitend betrekking heeft op de aanmelding voor het staatsexamen 2017. Daartoe voert de minister aan dat het staatsexamen 2017 al voorbij is en dat [appellant] zich inmiddels heeft ingeschreven voor het staatsexamen 2018.
3. Als uitgangspunt heeft te gelden dat sprake is van procesbelang als het doel dat degene die beroep heeft ingesteld voor ogen staat ook daadwerkelijk met dit rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:636). Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 5 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6525) bestaat belang bij een beoordeling van het beroep indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij de schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden. 4. Vaststaat dat [appellant] niet meer kan worden toegelaten tot het staatsexamen havo 2017. Hij heeft niet gesteld schade te hebben geleden als gevolg van de afwijzing tot inschrijving. Dit betekent dat hij geen rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel van de Afdeling over de vraag of de minister de inschrijving mocht afwijzen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep wordt derhalve niet toegekomen.
5. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018
97.