ECLI:NL:RVS:2018:2587
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M.H. Hoogvliet
- L.S. Kors
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en Afvalstoffenverordening: Aansprakelijkheid voor onjuist aangeboden afval
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan over de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 24 mei 2017 een doos aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer, die in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 was aangeboden. De doos was voorzien van het naam- en adreslabel van de appellant, die betwistte de doos daar te hebben geplaatst. Hij stelde dat hij de doos voor zijn huisdeur had neergezet en dat een buurman deze vervolgens naast de container had gezet.
De Afdeling overwoog dat, hoewel de appellant niet ontkende dat de doos van hem afkomstig was, zijn verklaring niet voldoende was om aan te tonen dat hij niet de overtreder was. De Afdeling bevestigde het bewijsvermoeden dat de persoon tot wie de afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij het tegendeel aannemelijk kan worden gemaakt. De enkele stelling van de appellant dat hij de doos in zijn portiek had neergezet, was onvoldoende om dit bewijsvermoeden te weerleggen.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van burgers voor het correct aanbieden van afval en de gevolgen van het niet naleven van de gemeentelijke verordeningen.