ECLI:NL:RVS:2018:2693

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
201806205/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 november 2015 de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 6 december 2017. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 3 juli 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Echter, de voorzieningenrechter zag geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de aangevallen uitspraak niet beoogt dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning niet mag intrekken of geen inreisverbod mag uitvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201806205/2/V3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 3 juli 2018 in zaak nr. 17/16312 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2015 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 6 december 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 5 november 2015 herroepen voor zover daarbij tegen de vreemdeling een inreisverbod is uitgevaardigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.    Gelet op wat is aangevoerd is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. De belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht in aanmerking genomen, ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de aangevallen uitspraak er niet toe strekt dat de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde duur niet mag intrekken en geen inreisverbod mag uitvaardigen. Uitvoering van de aangevallen uitspraak leidt niet tot gevolgen die zich slechts bezwaarlijk laten herstellen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Vonk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2018
345.