ECLI:NL:RVS:2018:3247
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 5 december 2017 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 6 november 2017, waarin deze aanvraag was afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Vermeij, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en beide partijen hebben nadere stukken ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kunnen leiden. De aangevoerde punten voldoen niet aan de criteria van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 en er zijn geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom wordt met dat oordeel volstaan.
De conclusie van het hoger beroep is dat het kennelijk ongegrond is en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De staatssecretaris wordt bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 oktober 2018.