ECLI:NL:RVS:2018:3369

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
201710449/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen huisverbod opgelegd door burgemeester wegens huiselijk geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een besluit van de burgemeester van Purmerend, waarbij aan haar een huisverbod is opgelegd. Dit huisverbod, dat op 12 november 2017 werd ingesteld, verplichtte [appellante] om de woning onmiddellijk te verlaten en gedurende tien dagen niet te betreden. De burgemeester baseerde dit besluit op een risicotaxatie-instrument en een proces-verbaal van bevindingen, waaruit bleek dat de aanwezigheid van [appellante] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor haar man, [echtgenoot], opleverde. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van [appellante] tegen dit besluit ongegrond op 16 november 2017.

Na de oplegging van het huisverbod werd het besluit op 22 november 2017 verlengd, maar op 1 december 2017 trok de burgemeester deze verlenging weer in. [appellante] ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank en voerde aan dat de burgemeester ten onrechte had aangenomen dat er een ernstig vermoeden van gevaar bestond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 oktober 2018 behandeld, waarbij zowel [appellante] als de burgemeester vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De Afdeling oordeelde dat de burgemeester terecht het huisverbod had opgelegd, gezien de lange geschiedenis van conflicten en huiselijk geweld tussen [appellante] en [echtgenoot]. De rechtbank had bovendien terecht geoordeeld dat de burgemeester bij zijn belangenafweging het belang van [echtgenoot] zwaarder mocht laten wegen dan dat van [appellante]. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [appellante] ongegrond.

Uitspraak

201710449/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 16 november 2017 in zaak nr. 15/266473 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Purmerend.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2017 heeft de burgemeester [appellante] gelast de woning gelegen aan de [locatie] onmiddellijk te verlaten en voor een periode van tien dagen niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden. Tevens heeft de burgemeester [appellante] gelast om gedurende deze periode geen contact op te nemen met de in die woning wonende persoon, te weten haar man.
Bij uitspraak van 16 november 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 22 november 2017 heeft de burgemeester het huisverbod van 12 november 2017 met een aansluitende periode van 18 dagen verlengd, derhalve tot 10 december 2017.
Bij besluit van 1 december 2017 heeft de burgemeester het besluit van
22 november 2017 ingetrokken.
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. N. Hendrikse, advocaat te Hoorn, en de burgemeester, vertegenwoordigd door W.H. de Goede, bijgestaan door mr. S. Smit, advocaat te Alkmaar, zijn verschenen. Voorts is als derde-belanghebbende [echtgenoot] verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    De burgemeester heeft bij besluit van 12 november 2017 aan [appellante] een huisverbod opgelegd, omdat uit een door een agent van de politie-eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek Waterland, ingevuld Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (hierna: RiHG) en een op ambtseed opgesteld proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie, beide daterend van 12 november 2017, is gebleken dat de aanwezigheid van [appellante] in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een ernstig vermoeden van dit gevaar opleverde voor de veiligheid van haar man, [echtgenoot]. De burgemeester heeft het belang bij het opleggen van het huisverbod, te weten het creëren van rust en veiligheid voor de achterblijver, [echtgenoot], zwaarder laten wegen dan het belang van [appellante] bij het vrijelijk kunnen betreden van de woning en het opnemen van contact met [echtgenoot].
Verlenging huisverbod en intrekking verlenging
2.    Aan het besluit tot verlenging van het huisverbod van 22 november 2017 heeft de burgemeester een zorgadvies, opgesteld door Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland, ten grondslag gelegd. Het zorgadvies vermeldt dat de ernst van de dreiging van gevaar zoals dit zich ten tijde van de oplegging van het huisverbod voordeed zich voortzet.
Bij besluit van 1 december 2017 heeft de burgemeester de verlenging van het huisverbod ingetrokken. Daaraan heeft hij een nieuw zorgadvies van Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland ten grondslag gelegd. Hierin is vermeld dat sprake is van een afname van de getaxeerde dreiging, dat [appellante] inmiddels hulp van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening heeft geaccepteerd en dat [echtgenoot] hulp heeft geaccepteerd van de reclassering. Ook is afgesproken dat bij nieuwe problemen [appellante] gebruik kan maken van een zogenoemde time-outoplossing, aldus het advies.
Wettelijk kader
3.    Artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) luidt: "De burgemeester kan een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen."
Artikel 9, eerste lid, luidt: "De burgemeester kan een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. De artikelen 2, vierde lid, en 6 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9, tweede lid, luidt: "Het beroep of hoger beroep tegen het huisverbod heeft mede betrekking op een beschikking tot verlenging van het huisverbod als bedoeld in het eerste lid, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist."
Omvang geding
4.    [appellante] heeft in haar hogerberoepschrift tevens gronden aangevoerd tegen het besluit tot verlenging van het huisverbod. Dit betekent dat, anders dan waar de burgemeester in zijn schriftelijke uiteenzetting van uitgaat, het hoger beroep ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Wth mede betrekking heeft op dit besluit.
Hogerberoepsgronden
Bevoegdheid burgemeester
5.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester ten tijde van het opleggen van het huisverbod terecht heeft aangenomen dat een ernstig vermoeden bestond dat haar aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van één of meer personen die met haar in de woning wonen. Zij voert ter onderbouwing aan dat zij haar man niet had mishandeld. Zij wijst in dat verband erop dat de strafrechtelijke vervolging is beëindigd. Zij voert verder aan dat juist haar man voor onrust en onveiligheid in de woning zorgde. Zo heeft zij recentelijk nog aangifte tegen haar man gedaan wegens vernieling en mishandeling, aldus [appellante].
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in haar uitspraak van 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:749), is het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Indien dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot oplegging van een huisverbod bestond. Indien dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester door de bestuursrechter terughoudend getoetst.
5.2.    In het RiHG en in het proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat [appellante] en haar man, [echtgenoot], een jarenlange geschiedenis van overlast, conflict en huiselijk geweld kennen. In 2017 zijn er in het politiesysteem 81 acties aangemaakt. Aanleiding voor het opleggen van het huisverbod is dat [echtgenoot] op 11 november 2017 de politie heeft gebeld, omdat hij ruzie met [appellante] had waarbij hij door haar is geslagen. De politie heeft ter plaatse geconstateerd dat in de woning alles overhoop was gegooid en dat allerlei goederen op de grond lagen. [echtgenoot] heeft verklaard dat [appellante] zo boos is geweest dat zij goederen op de grond heeft gegooid. Eerder in die week was [appellante] aangehouden voor het veroorzaken van burengerucht. Vaak is het [appellante] die onder invloed van alcohol aan het schreeuwen is, aldus het RiHG en het proces-verbaal van bevindingen.
De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat uit deze stukken volgt dat aannemelijk is dat [appellante] zich op 11 november 2017 verbaal en fysiek bedreigend jegens [echtgenoot] heeft gedragen en dat de problemen met haar gedrag al langere tijd spelen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de burgemeester ten tijde van het opleggen van het huisverbod terecht heeft aangenomen dat een ernstig vermoeden bestond dat de aanwezigheid van [appellante] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van [echtgenoot]. De burgemeester was derhalve bevoegd om het huisverbod aan [appellante] op te leggen.
Het betoog faalt.
Belangenafweging
6.    [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bij zijn belangenafweging op goede gronden het belang van haar man zwaarder mocht laten wegen dan haar belang. Zij wijst erop dat ze vanwege haar medische gesteldheid over een ziekenhuisbed beschikt en dat verblijf elders voor haar niet eenvoudig is, omdat ze dan niet bij haar medicatie kan. Zij heeft verschillende medicijnen nodig en dient daarom niet aan stress te worden blootgesteld. Zij wijst er voorts op dat ze niet over de benodigde financiële middelen beschikt om in een hotel te overnachten, waardoor ze feitelijk op straat komt te staan.
6.1.    In hetgeen [appellante] aanvoert, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bij zijn belangenafweging op goede gronden het belang van haar man zwaarder mocht laten wegen dan haar belang. De Afdeling overweegt dat de burgemeester in zijn besluitvorming rekening heeft gehouden met de medische gesteldheid van [appellante]. De burgemeester hoefde in die medische gesteldheid evenwel geen aanleiding te zien om het belang van [appellante] zwaarder te laten wegen dan het belang van haar man. De burgemeester heeft daarbij van belang mogen achten dat het voor het verkrijgen en innemen van medicatie niet noodzakelijk was dat [appellante] in de woning verbleef. Voorts overweegt de Afdeling dat [appellante] op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat ze door het huisverbod op straat zou komen te staan. In dat verband is van belang dat de burgemeester onbetwist heeft gesteld dat [appellante] onderdak bij familie in Almere had gevonden. De burgemeester heeft in zijn belangenafweging voorts mogen betrekken dat [appellante] elke vorm van hulpverlening heeft geweigerd en dat [appellante] veel onrust en onveiligheid veroorzaakt in het leven van [echtgenoot].
Het betoog faalt.
Beroepsgronden verlenging huisverbod
7.    [appellante] betoogt dat geen aanleiding bestond om het huisverbod te verlengen. Zij voert ter onderbouwing aan dat de verlenging slechts is gebaseerd op twee aanhoudingen wegens burengerucht, terwijl daarvan geen sprake was.
7.1.    Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan een huisverbod worden verlengd indien de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan zich voortzet. De burgemeester heeft bij de beoordeling van de verlenging van het huisverbod, zoals in overweging 2 is vermeld, het zorgadvies van Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland betrokken. Het zorgadvies vermeldt dat de ernst van de dreiging van gevaar zoals dit ten tijde van de oplegging van het huisverbod bestond, zich voortzet. Volgens het zorgadvies zijn er nog geen concrete afspraken gemaakt over het vergroten van de veiligheid in de woning. [appellante] heeft weliswaar verklaard open te staan voor hulp en zij is in gesprek gegaan met reclassering, maar over de aanpak van de hulp moet nog meer duidelijkheid komen, aldus het zorgadvies.
Nu uit het zorgadvies blijkt dat [appellante] nog geen reëel begin met de hulpverlening had gemaakt, heeft de burgemeester uit het zorgadvies mogen afleiden dat het ernstige vermoeden van dreiging van gevaar nog onverminderd aanwezig was, zodat hij bevoegd was om het huisverbod te verlengen. De stelling van [appellante] dat de verlenging is gebaseerd op twee aanhoudingen wegens burengerucht mist gelet op het vorenstaande feitelijke grondslag.
Het betoog faalt.
Conclusie
8.    Het hoger beroep is ongegrond. Het beroep tegen het besluit tot verlenging van het tijdelijk huisverbod is eveneens ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart het beroep tegen het besluit tot verlenging van het tijdelijk huisverbod ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Soffner
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018
818.