ECLI:NL:RVS:2018:3618

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
201706205/1/A3 en 201710344/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake adresregistratie en nummeraanduidingen in Amsterdam

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de registratie van adressen en nummeraanduidingen voor woonboten. Appellant sub 1, wonend te Amsterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam die betrekking hebben op de opname van een geconstateerd adres in het adressenregister en de toekenning van nummeraanduidingen aan ligplaatsen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant sub 1 ten onrechte heeft vastgesteld en dat de tijdelijke opname van het adres in het adressenregister op rechtsgevolg is gericht. Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaken op 13 juli 2018 behandeld. De Afdeling oordeelt dat het college ten onrechte heeft betoogd dat de rechtbank het beroep van appellant sub 1 niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Afdeling bevestigt dat appellant sub 1 voldoende procesbelang heeft en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de opname van het adres in het adressenregister op rechtsgevolg is gericht. De Afdeling verklaart het hoger beroep van het college gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank van 19 juni 2017, terwijl het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 ongegrond wordt verklaard. Het hoger beroep van appellant sub 1 wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank van 16 november 2017 wordt bevestigd.

Uitspraak

201706205/1/A3 en 201710344/1/A3.
Datum uitspraak: 7 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    [appellant sub 1], wonend te Amsterdam,
2.    het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2017 in zaak nr. 16/7026 en tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2017 in zaken nrs. 17/3576 en 17/3572 in de gedingen tussen:
[appellant sub 1]
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van Stadsdeel Centrum (hierna: de bestuurscommissie),
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij brief van 27 juni 2016 heeft het college het geconstateerde adres [locatie 1] in het adressenregister opgenomen.
Bij besluit van 6 februari 2017 heeft de bestuurscommissie besloten tot vaststelling en afbakening van twee ligplaatsen in de jachthaven behorende bij het voormalig adres [locatie 2].
Bij besluit van 6 februari 2017 heeft het college de eerder toegekende nummeraanduidingen [locatie 3] en [locatie 1] hernummerd tot [locatie 4] en [locatie 5].
Bij besluit van 17 februari 2017 heeft het college besloten tot toekenning van de nummeraanduidingen [locatie 8] en [locatie 9] en heeft het college de eerder toegekende nummeraanduiding [locatie 2] hernummerd tot [locatie 6].
Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft het college het door [appellant sub 1] tegen de brief van 27 juni 2016 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 23 mei 2017 heeft de bestuurscommissie het door [appellant sub 1] tegen haar besluit van 6 februari 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 23 mei 2017 heeft het college het door [appellant sub 1] tegen zijn besluiten van 6 februari 2017 en 17 februari 2017 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2017 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] tegen het besluit van 27 oktober 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 november 2017 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] ingestelde beroepen tegen de afzonderlijke besluiten van 23 mei 2017 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen de uitspraak van 19 juni 2017 heeft het college hoger beroep ingesteld.
Tegen de uitspraak van 16 november 2017 heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 13 juli 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Tomson, K.A. van Kampen, M.J.B. Kavelaars en mr. D.H. Hosper, en [appellant sub 1], zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1.     Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.    De Afdeling zal de hoger beroepen vanwege de onderlinge samenhang gevoegd behandelen.
Inschrijving op het adres [locatie 1]
3.    [appellant sub 1] stond samen met zijn gezin in de basisregistratie personen (hierna: brp) ingeschreven op het adres [locatie 2]. Op dit adres stond in het handelsregister de onderneming Canal Motorboats B.V. (hierna: de onderneming) ingeschreven. Verder had [appellant sub 1] evenals zijn zoon een parkeervergunning geregistreerd staan op dit adres. Een wijziging in de werkwijze bij de uitgifte van de parkeervergunningen 2016 heeft er voor gezorgd dat nog maar één parkeervergunning kon worden verstrekt per adres waarop men in de brp of het handelsregister stond ingeschreven. Voor het adres wordt daarbij in beginsel uitgegaan van het in de basisregistraties adressen en gebouwen geregistreerde adres van het desbetreffende adresseerbare object. Tegen het intrekken van een van de parkeervergunningen die stonden geregistreerd op het adres [locatie 2] heeft [appellant sub 1] bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is voor het college aanleiding geweest om een onderzoek te starten naar dit adres. Op 27 juni 2016 heeft dit onderzoek plaatsgevonden en heeft het college geconstateerd dat zowel [appellant sub 1] als zijn zoon ieder een eigen woonboot bewonen in de nabijheid van het verblijfsobject met het adres [locatie 2]. In het proces-verbaal van constatering dat tijdens dit onderzoek is vastgesteld, heeft het college voor de ligplaats van de woonboot van [appellant sub 1] als officieuze nummeraanduiding [locatie 1] opgenomen. Voor de geconstateerde ligplaats van de woonboot van zijn zoon heeft het college in het proces-verbaal de officieuze nummeraanduiding [locatie 3] opgenomen. Deze geconstateerde adressen heeft het college op 27 juni 2016 in het adressenregister opgenomen. Het hiertegen door [appellant sub 1] gemaakte bezwaar is door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de opname van het geconstateerde adres in het adressenregister geen bezwaar openstaat. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 juni 2017 geoordeeld dat de tijdelijke opname van het geconstateerde adres in het adressenregister op rechtsgevolg is gericht en dat hiertegen bezwaar open staat. De rechtbank heeft daarom het ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 oktober 2016 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Inschrijving op het adres [locatie 5]
3.1.    De bestuurscommissie heeft bij besluit van 6 februari 2017 de ligplaatsen van de woonboten als ligplaats op grond van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: Wet bag) en de Verordening op de vastgoedregistratie Amsterdam 2011 (hierna: de Verordening 2011) vastgesteld en afgebakend. Voor de ligplaats van [appellant sub 1] heeft het college de nummeraanduiding [locatie 5] toegekend en voor de ligplaats van zijn zoon de nummeraanduiding [locatie 4]. Deze nummeraanduidingen zijn in de plaats getreden van de officieuze nummeraanduidingen [locatie 3] en [locatie 1]. Vervolgens heeft het college bij besluit van 6 februari 2017 [appellant sub 1] en zijn zoon op deze nieuwe adressen in de brp ingeschreven. Volgens het college was in dit geval het wijzigen van de nummeraanduidingen [locatie 2], [..] en [..]  in het doornummeren vanaf [locatie 7] logisch en voldoet dit aan de daaraan gestelde eisen. Het daartegen door [appellant sub 1] gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 23 mei 2017 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 16 november 2017 ongegrond verklaard.
Beoordeling hoger beroep
Aangevallen uitspraak van 19 juni 2017
4.     Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant sub 1] procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het college voert aan dat de wijziging van het adres van de onderneming in het handelsregister, waardoor [appellant sub 1] schade zou hebben geleden, niet het gevolg was van de opneming van het adres [locatie 1] in het adressenregister maar van de door [appellant sub 1] zelf gedane opgave bij het handelsregister. Hij heeft namelijk bij het handelsregister zelf gemeld dat het in de brp geregistreerde woonadres tevens het vestigingsadres van de onderneming was. De door [appellant sub 1] gestelde schade is dan ook het gevolg van zijn eigen handelen, aldus het college.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3147), bestaat belang bij een beoordeling van het beroep indien appellant stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij dergelijke schade daadwerkelijk en als gevolg van het door hem bestreden besluit heeft geleden.
Het betoog van het college dat de rechtbank het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens het ontbreken van procesbelang kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant sub 1] tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden. Ter zitting heeft [appellant sub 1] toegelicht dat hij aandeelhouder is van de onderneming en dat het adres van de onderneming door de opname van het geconstateerde adres in het adressenregister ook in het handelsregister is gewijzigd naar [locatie 1]. Hoewel de gewijzigde registratie in het handelsregister maar zes dagen heeft geduurd, was de onderneming voor potentiële klanten minder goed te vinden omdat de onderneming door deze registratie lager in de lijst van zoekresultaten van Google was komen te staan. Deze wijziging in Google heeft weken geduurd, waardoor hij omzet heeft gederfd, aldus [appellant sub 1]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] aldus tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de bij de rechtbank bestreden besluiten. Voor een verdergaande beoordeling van de gestelde schade is geen ruimte bij de beoordeling van de ontvankelijkheid.
Gelet hierop had [appellant sub 1] voldoende belang bij een beoordeling van zijn beroep.
Het betoog faalt.
5.     Verder betoogt het college dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de opname van het adres [locatie 1] in het adressenregister op rechtsgevolg is gericht.
5.1.    Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9258), is het wijzigen van een nummeraanduiding indien regelgeving ontbreekt waaruit een plicht voortvloeit om straatnaam- en nummerborden te gedogen, niet gericht op rechtsgevolg. De Verordening 2011 bevat een publiekrechtelijke regeling waarin de bevoegdheid tot het toekennen van een nummeraanduiding is neergelegd en waaruit voortvloeit dat een rechthebbende op een verblijfsobject verplicht is om de nummeraanduiding te gedogen. De brief van 27 juni 2016 is evenwel niet gericht op enig rechtsgevolg, omdat het hier niet gaat om toekenning van een nummeraanduiding als bedoeld in de Verordening 2011. Ter zitting heeft het college toegelicht dat een gemeentelijke ambtenaar tijdens het onderzoek ter plaatse enkel een proces-verbaal van de geconstateerde adressen heeft vastgesteld. Nu ingevolge artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet bag registratie in het adressenregister zonder nummeraanduiding niet mogelijk is, heeft het college een voorlopige nummeraanduiding voor de woonboot van [appellant sub 1] opgetekend. De registratie van de geconstateerde adressen betreft dan ook een feitelijke handeling. Pas nadat de bestuurscommissie heeft geconstateerd dat sprake is van aparte ligplaatsen, zal door het college een zogenaamde huisnummerbeschikking ingevolge artikel 6 van de Wet bag en artikel 4 van de Verordening 2011 worden afgegeven.
Gelet op het voorgaande is de opname van de geconstateerde adressen in het adressenregister niet gericht op enig rechtsgevolg. Derhalve stond hiertegen geen bezwaar open.
Het betoog slaagt.
Aangevallen uitspraak van 16 november 2017
6.    [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de gekozen omnummering van de nummeraanduiding logisch is. Hij voert aan dat hij door de gekozen nummeraanduiding veel problemen heeft met onder meer de postbezorging en de vindbaarheid van zijn onderneming. [appellant sub 1] wenst als gevolg van de omnummering een vergoeding van de door hem gestelde schade.
6.1.    In hoger beroep is niet in geschil het besluit van de bestuurscommissie van 23 mei 2017 inhoudende de vaststelling en afbakening van de ligplaatsen. Derhalve staat uitsluitend ter beoordeling of de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de gekozen nummeraanduiding logisch is. De enkele stelling van [appellant sub 1] dat een andere nummeraanduiding ook mogelijk is en dat deze nummeraanduiding logischer zou zijn, is onvoldoende om aan te nemen dat de door het college vastgestelde nummeraanduiding zodanig onlogisch is dat het college daarvoor niet had mogen kiezen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid tot de gekozen nummeraanduidingen heeft kunnen komen.
Het betoog faalt.
Conclusies
7.    Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak van 19 juni 2017 dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 ongegrond verklaren. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De aangevallen uitspraak van 16 november 2017 dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. De Afdeling zal het verzoek van [appellant sub 1] om schadevergoeding daarom afwijzen.
Proceskosten
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ingestelde hoger beroep gegrond;
II.    verklaart het door het [appellant sub 1] ingestelde hoger beroep ongegrond;
III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2017 in zaak nr. 16/7026;
IV.    verklaart het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 bij de rechtbank ongegrond;
V.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2017 in zaken nrs. 17/3576 en 17/3572, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2018
176-859. BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet basisregistratie adressen en gebouwen
Artikel 6
1. De gemeenteraad deelt het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
2. De gemeenteraad stelt de standplaatsen en de ligplaatsen vast.
3. De gemeenteraad stelt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen vast.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven ten aanzien van de indeling, de vaststelling en de toekenning, bedoeld in het eerste en tweede lid, en kunnen regels worden gegeven ten aanzien van de afbakening, bedoeld in het derde lid.
Artikel 25
1. De gebouwenregistratie bevat de volgende authentieke gegevens met betrekking tot ligplaatsen:
a. de identificatiecode van de ligplaats;
b. de identificatiecode of de identificatiecodes van de nummeraanduiding respectievelijk de nummeraanduidingen die onderdeel is respectievelijk zijn van het aan de ligplaats toegekende hoofdadres en de aanwezige nevenadressen;
[…]
Verordening op de vastgoedregistratie Amsterdam 2011
Artikel 4
1. Het college:
a. deelt het totale gemeentegebied in in een of meer woonplaatsen, deelt desgewenst een woonplaats in in stadsdelen, buurtcombinaties en buurten, en kent daaraan namen en codes toe;
b. stelt de openbare ruimten vast, kent namen daaraan toe en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen;
c. stelt de standplaatsen en ligplaatsen, en de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen vast.
2. Voordat het college een naam toekent aan een openbare ruimte als bedoeld in het eerste lid, onder b, vraagt het advies aan de Commissie naamgeving openbare ruimten. Het college besluit conform dit advies, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn dat niet te doen.
3. De Commissie naamgeving openbare ruimten adviseert schriftelijk na ontvangst van het verzoek van het college.
4. Onder vaststellen, indelen en toekennen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.
Artikel 6
1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende op een object ervoor dat nummerborden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd op een wijze zoals krachtens artikel 2, derde lid, is bepaald.
2. De rechthebbende brengt de nummerborden binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college aan.
[…]
Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011
Artikel 13
1. Ten behoeve van een goede registratie en eenduidigheid in de brondocumenten voldoen
deze besluiten aan de volgende eisen.
a. De nummerbeschikking kent alleen een nummeraanduiding toe aan een
adresseerbaar object en voldoet aan de eisen zoals bedoeld in artikel 4 van het Besluit BAG.
b. Aan een adresseerbaar object worden alleen dan verschillende nummeraanduidingen toegekend ingeval er sprake is van twee of meer ver uit elkaar liggende toegangen, zoals toegangen aan verschillende straten voor bijvoorbeeld leveranciers of personeel.
c. Indien het in de beschikking gaat om meerdere bouwlagen en de situatie alleen via een bovenaanzicht niet duidelijk is weer te geven, dan worden gevelschetsen ter verduidelijking toegevoegd. Eventueel wordt dit uitgebreid met een plattegrond per verdieping.
Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011 pag. 6 van 30
2. Ten behoeve van een goede registratie is de volgorde bij de opbouw van een nieuw toe te kennen nummeraanduiding als volgt:
a. De nummeraanduiding is gerelateerd aan een door het college vastgestelde openbare ruimte. Er kunnen geen nummeraanduidingen worden toegekend zonder deze koppeling.
b. De nummeraanduiding bestaat uit een natuurlijk getal van maximaal 5 posities;
c. indien nodig gevolgd door een hoofdletter (niet een I, J, O of Q in verband met verwarring met cijfers en andere letters);
d. indien nodig ten slotte een volgnummer (een toevoeging bestaande uit ten hoogste vier cijfers of letters).
e. Nederlandse norm NEN 1773, uitgave 1983 (Wijze van nummeren en plaats) wordt gevolgd.
3. Indien in een bestaand pand het merendeel van de adressen van de verblijfsobjecten ongewijzigd blijft, kan aan het nieuw ontstane verblijfsobject een adres worden toegekend dat past binnen de bestaande adressen.
[…]