ECLI:NL:RVS:2018:4217

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
201807129/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 19 december 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 24 mei 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 21 augustus 2018 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018, waarin werd ingegaan op de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. Op basis van deze uitspraak heeft de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad van State heeft de staatssecretaris opgedragen om de aanvragen opnieuw te onderzoeken, rekening houdend met de motiveringsplicht en onderzoeksplicht zoals uiteengezet in de eerdere uitspraak.

Daarnaast heeft de Raad van State de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.503,00 bedragen, te wijten aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 december 2018.

Uitspraak

201807129/1/V2.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling 3], [vreemdeling 4], [vreemdeling 1], en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 augustus 2018 in zaken nrs. NL18.10250, NL18.10251, NL18.10252 en NL18.10253 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 24 mei 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 augustus 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, over een westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 24 mei 2018 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigen.
2.    Dit betekent dat de staatssecretaris de gestelde westerse levensstijl van vreemdelingen 1 en 2 opnieuw moet onderzoeken en beoordelen. De staatssecretaris moet hierbij dat wat de Afdeling in voormelde uitspraak van 21 november 2018 onder 5.10-5.12 en onder 8.7 over de onderzoeksplicht en de motiveringsplicht van de staatssecretaris in algemene zin heeft overwogen, in acht nemen.
3.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 augustus 2018 in zaken nrs. NL18.10250, NL18.10251, NL18.10252 en NL18.10253;
III.    verklaart de beroepen gegrond;
IV.    vernietigt de besluiten van 24 mei 2018, V-nummers […], […], […] en […];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderddrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
691.