ECLI:NL:RVS:2018:444
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongewenstverklaring vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 1 juni 2017. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 24 augustus 2016, waarin de vreemdeling ongewenst was verklaard, vernietigd. De staatssecretaris had eerder op 24 augustus 2016 de vreemdeling ongewenst verklaard en op 1 februari 2017 het bezwaar van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Berends, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven in het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die door de staatssecretaris in hoger beroep is opgeworpen, eerder beantwoord in een uitspraak van 26 januari 2018. De Afdeling concludeert dat de grief van de staatssecretaris niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.