ECLI:NL:RVS:2018:462
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 januari 2017. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, nadat deze aanvraag op 8 december 2016 niet-ontvankelijk was verklaard. De staatssecretaris had geoordeeld dat de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) voor de vreemdeling een veilig derde land zijn, en dat hij daarom de asielaanvraag niet in behandeling kon nemen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris deze beslissing onvoldoende had gemotiveerd en vernietigde het besluit.
In het hoger beroep stelt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat in de VAE bescherming wordt geboden overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 13 december 2017, al geoordeeld over de status van de VAE als veilig derde land. De staatssecretaris heeft in zijn hogerberoepschrift geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere bevindingen van de Afdeling tegenspreken.
De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.