ECLI:NL:RVS:2018:883

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
201802046/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht naar Zwitserland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2018 niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 7 maart 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht naar Zwitserland en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank was ingediend, terwijl er hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor was de voorzieningenrechter van de Afdeling bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen. De vreemdeling verzocht om te voorkomen dat zij op 14 maart 2018 om 11:00 uur zou worden overgedragen naar Zwitserland. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was om aan de rechtmatigheid van de overdracht te twijfelen en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in het kader van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen op basis van de feiten en de geldende wetgeving, waarbij de rechtmatigheid van de overdracht niet in twijfel werd getrokken.

Uitspraak

201802046/2/V3.
Datum uitspraak: 13 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 7 maart 2018 in zaak nr. NL18.2620 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 7 maart 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend, terwijl bij de Afdeling hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 maart 2018 in de procedure over het besluit van 7 februari 2018. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van de Afdeling, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:353, bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke overdracht geen bezwaar open.
2.    Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling op 14 maart 2018 om 11:00 uur wordt overgedragen naar Zwitserland.
3.    Er bestaat geen grond voor het oordeel dat niet van de rechtmatigheid van de overdracht en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd kan worden uitgegaan. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Bakker
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2018
395.