ECLI:NL:RVS:2018:883
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht naar Zwitserland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2018 niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 7 maart 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht naar Zwitserland en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank was ingediend, terwijl er hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor was de voorzieningenrechter van de Afdeling bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen. De vreemdeling verzocht om te voorkomen dat zij op 14 maart 2018 om 11:00 uur zou worden overgedragen naar Zwitserland. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was om aan de rechtmatigheid van de overdracht te twijfelen en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in het kader van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen op basis van de feiten en de geldende wetgeving, waarbij de rechtmatigheid van de overdracht niet in twijfel werd getrokken.