Uitspraak
Datum uitspraak: 10 april 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Culemborg tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Het college heeft op 4 mei 2017 ambtshalve de adresgegevens van de wederpartij in de basisregistratie personen (brp) gewijzigd. De wederpartij, die op het adres [locatie A] te Culemborg woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, omdat het college niet voldoende had aangetoond dat de wederpartij op het adres [locatie B] woonde.
In hoger beroep betoogt het college dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wederpartij op het adres [locatie B] woonde. Het college stelt dat het adresonderzoek heeft aangetoond dat de wederpartij niet op het adres [locatie A] woonde en dat het aan de wederpartij was om zijn werkelijke woonadres aan te tonen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het college in redelijkheid kon twijfelen aan de woonplaats van de wederpartij op het adres [locatie A]. De wederpartij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daar woonde, en het college heeft terecht aangenomen dat hij op het adres [locatie B] woonde.
De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de wederpartij ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.