ECLI:NL:RVS:2019:1378

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
201901165/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Grensmaas 2018

Op 26 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen de Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen en de raad van de gemeente Maastricht. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 29 januari 2019, waarbij het bestemmingsplan "Grensmaas 2018" werd vastgesteld. De verzoekers vreesden dat het bestemmingsplan het wonen in woonboten onmogelijk zou maken, met name door verbodsbepalingen die het gebruik van noodzakelijke voorzieningen zoals dekschuiten en pontons uitsloten. Tijdens de zitting op 16 april 2019 zijn de verzoekers vertegenwoordigd door gemachtigden, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door E.J.A. Smeets en W.M.M. Erens.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De gemeente Maastricht is bezig met de herinrichting van het gebied waar de woonboten liggen, met als doel een goed woon- en leefklimaat te realiseren. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek van de Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen, omdat de raad had toegezegd dat er geen nieuwe handhavingsbesluiten zouden worden genomen met betrekking tot de bestaande woonboten, ligplaatsen, dekschuiten en pontons, totdat de Afdeling in de bodemzaak uitspraak had gedaan.

De voorzieningenrechter wees het verzoek af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 april 2019.

Uitspraak

201901165/2/R1.
Datum uitspraak: 26 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen, gevestigd te Maastricht,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Grensmaas 2018" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen beroep ingesteld.
Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 april 2019, waar Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen zijn verschenen, vertegenwoordigd door [acht gemachtigden], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door E.J.A. Smeets en W.M.M. Erens, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    De gemeente Maastricht is al geruime tijd bezig met de herinrichting van het gebied waar woonboten zijn gelegen, met het doel daar een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Dit heeft onder andere betrekking op het bebouwingsvrij maken van de oever in overleg met de eigenaar en beheerder van deze gronden, het verwijderen van drijvende objecten, het herinrichten van de Stuwweg door middel van een nieuwe weg en het aansluiten van de woonboten op de riolering.
Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen vrezen dat wonen in woonboten met dit plan onmogelijk wordt gemaakt.
Dekschuiten en pontons
3.    Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen betogen dat de verbodsbepalingen wonen op het water onmogelijk maken, omdat noodzakelijke en reeds aanwezige voorzieningen zoals dekschuiten en pontons niet zijn toegestaan in dit plan. Zij verzoeken om een voorlopige voorziening ten behoeve van het behoud van de dekschuiten en pontons. Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen stellen in dit verband dat zonder deze dekschuit of ponton wonen in een woonboot onmogelijk is, omdat deze dient als afmeervoorziening, extra slaapruimte, opslag voor de cv-ketel en/of een olievat, en deze nodig is om de woning te betreden en te verlaten. Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen wijzen er op dat een aantal van hen vorig jaar een last onder dwangsom heeft ontvangen omtrent het verwijderen van een dekschuit of ponton die tussen de wal en de drijvende woning ligt. Onder verwijzing naar de handhavingsbesluiten stellen Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen dat sprake is van een spoedeisend belang, nu de besluiten nog zullen worden beoordeeld in de bodemprocedure die nog loopt bij de rechtbank Limburg. Daarnaast vrezen zij dat op basis van dit plan opnieuw handhavend zal worden opgetreden.
3.1.    De last onder dwangsom waar Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen op wijzen is opgelegd vanwege strijd met het bestemmingsplan "Grensmaas" respectievelijk "Grensmaas herziening 2007", derhalve niet het voorliggende bestemmingsplan "Grensmaas 2018". De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft het verzoek van Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen om een voorlopige voorziening toegewezen in een uitspraak van 1 februari 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:932. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft overwogen dat het college van burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het gebruik van de drijvende objecten (zoals dekschuiten en pontons) in strijd is met het bestemmingsplan "Grensmaas" respectievelijk "Grensmaas herziening 2007" en bevoegd was handhavend op te treden, maar dat het college onvoldoende duidelijk heeft gemaakt of de belangen van verzoekers voldoende zijn afgewogen tegen het handhavingsdoel. Zoals Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen stellen, zullen de handhavingsbesluiten in de bodemzaak nog worden beoordeeld door de rechtbank Limburg. Omdat de rechtbank Limburg in de bodemzaak zal beoordelen of het college van burgemeester en wethouders de handhavingsbesluiten op het moment van het nemen daarvan terecht heeft vastgesteld, zal het bestemmingsplan "Grensmaas" respectievelijk "Grensmaas herziening 2007" - ook na inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Grensmaas 2018" - het toetsingskader vormen bij deze beoordeling. Gelet hierop en nu de raad ter zitting, ook namens het college van burgemeester en wethouders, heeft toegezegd dat geen nieuwe handhavingsbesluiten zullen worden genomen met betrekking tot de bestaande woonboten, de ligplaatsen, de dekschuiten en pontons, voordat de Afdeling in de bodemzaak in deze procedure uitspraak heeft gedaan, ontbreekt in zoverre naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij het verzoek van Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen ten aanzien van de dekschuiten en pontons.
Ligplaats woonboot aan de [locatie 1]
4.    Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen voeren aan dat de rechtbank Limburg heeft geoordeeld dat de woonboot aan de [locatie 1] valt onder het overgangsrecht van artikel 8.2a, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), en het college van burgemeester en wethouders niet handhavend mag optreden. In het plan is deze woonboot, althans de locatie daarvan, volgens Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen ten onrechte niet op de verbeelding opgenomen. De eigenaar van de woonboot aan de [locatie 1] wil met het verzoek om voorlopige voorziening voorkomen dat opnieuw handhavend zal worden opgetreden, maar dan op grond van dit plan.
4.1.    In de uitspraak van 1 februari 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:912, heeft de rechtbank Limburg overwogen dat voor het bouwen en het gebruik van de woonboot in kwestie geen vergunning of ontheffing is vereist op grond van een gemeentelijke of provinciale verordening zodat een geslaagd beroep kon worden gedaan op artikel 8.2a, tweede lid, van de Wabo, waardoor het college van burgemeester en wethouders niet langer bevoegd was handhavend op te treden ter zake van de woonboot. Tegen deze uitspraak heeft het college van burgemeester en wethouders hoger beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling zal in die procedure de uitspraak van de rechtbank Limburg, die heeft gekeken naar de rechtmatigheid van het handhavingsbesluit op het moment van het nemen daarvan, beoordelen. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Grensmaas 2018" heeft geen invloed op het toetsingskader voor de Afdeling. Gelet hierop en gelet op de toezegging door de raad, ook namens het college van burgemeester en wethouders, dat geen nieuwe handhavingsbesluiten zullen worden genomen met betrekking tot de bestaande woonboten, de ligplaatsen, de dekschuiten en pontons, voordat de Afdeling in de bodemzaak in deze procedure uitspraak heeft gedaan, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij het verzoek van Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen ten aanzien van de ligplaats van de woonboot aan de [locatie 1].
Afmeer- en toegangsvoorziening van de woonboot aan de [locatie 2]
5.    Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen voeren aan dat aan de woonboot aan de [locatie 2] objectgebonden overgangsrecht is toegekend. Volgens de eigenaar van de woonboot is hierin begrepen het samenstel van de drijvende woning en de ponton. Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen wijzen op de last onder dwangsom die op 14 december 2018 is opgelegd houdende het verwijderen van de ponton met opbouw. Die aanschrijving is op 28 december 2018 weer ingetrokken. Om te voorkomen dat het college op basis van dit plan een nieuw handhavingsbesluit neemt, verzoekt de eigenaar van de woonboot om een voorlopige voorziening.
5.1.    Gelet op de toezegging van de raad, die ook namens het college van burgemeester en wethouders is gedaan, dat geen nieuwe handhavingsbesluiten zullen worden genomen met betrekking tot de bestaande woonboten, de ligplaatsen, de dekschuiten en pontons, voordat de Afdeling in de bodemzaak in deze procedure uitspraak heeft gedaan, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij het verzoek van Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen ten aanzien van de ponton bij de woonboot aan de [locatie 2].
Parkeermogelijkheden aan de Stuwweg
6.    Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen betogen dat de bewoners van de woonboten aan de Stuwweg geen parkeermogelijkheid meer hebben aan deze weg als gevolg van dit plan. Zij verzoeken om een voorlopige voorziening ten aanzien van de parkeerplaatsen langs de Stuwweg. Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen wijzen op artikel 14, lid 14.4.2, van de planregels waaruit volgt dat het parkeren dient plaats te vinden binnen de aanduiding "parkeerterrein" en de bestemming van de Stuwweg, waardoor zij niet meer voor de deur kunnen parkeren. Maastrichtse Woonboten Vereniging en anderen stellen in dit verband dat niet voldoende duidelijk is of langs de Stuwweg parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd.
6.1.    De raad heeft toegelicht dat het plan zorgt voor een verbetering van de huidige situatie. Het parkeerterrein aan de Smeermaeserweg waarnaar in artikel 14, lid 14.4.2, van de planregels wordt verwezen, dient volgens de raad als extra parkeervoorziening voor de woonbootbewoners aan de Stuwweg en hun bezoekers. De raad heeft verder toegelicht dat de bewoners in de bestaande situatie parkeren langs de Stuwweg, hetgeen het plan niet uitsluit, nu de Stuwweg is bestemd als "Verkeer - Verblijfsgebied" en binnen deze bestemming parkeerplaatsen zijn toegestaan. Hierdoor kunnen volgens de raad na herinrichting van de Stuwweg langs de nieuwe weg parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarbij is beoogd twee parkeerplaatsen per woonboot te realiseren.
In het plan is aan de Stuwweg bij wijze van ambtshalve wijziging ten opzichte van het ontwerpplan de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 13, lid 13.2, onder i, van de planregels bestemd voor additionele voorzieningen. Ingevolge artikel 1, lid 1.7, van de planregels worden onder additionele voorzieningen ook parkeervoorzieningen voor auto’s, met uitzondering van parkeergarages, verstaan. Gelet op het voorgaande lijkt het standpunt van de raad dat het plan parkeerplaatsen langs de Stuwweg toelaat binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", de voorzieningenrechter op voorhand niet onjuist. Gelet hierop bestaat gaan aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het parkeren langs de Stuwweg.
Conclusie
7.    De voorzieningenrechter wijst het verzoek van Woonboten Vereniging Maastricht en anderen om het treffen van een voorlopige voorziening af.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Bouman, griffier.
w.g. Polak    w.g. Bouman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2019
849.