ECLI:NL:RVS:2019:1460
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen voor vreemdelingen
Op 6 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 maart 2019, waarin de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank Den Haag had op 15 april 2019 de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld.
De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdelingen voor toewijzing in aanmerking komt.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 mei 2019.