ECLI:NL:RVS:2019:1527
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 april 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 11 mei 2018 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank heeft op 20 augustus 2018 het beroep gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M.E. Schijvenaars, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, beantwoord in een eerdere uitspraak van 15 april 2019. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De rechtbank moet nu de overige beroepsgronden van de vreemdeling in overweging nemen, aangezien deze niet eerder inhoudelijk zijn beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 mei 2019.