ECLI:NL:RVS:2019:1858

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
201904177/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling

Op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 1 juni 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een aanvullend besluit op 2 mei 2018, waarin de staatssecretaris het eerdere besluit handhaafde en weigerde om de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen, heeft de rechtbank Den Haag op 8 mei 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat hij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zou ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek in het licht van eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RVS:2019:457, toewijsbaar geacht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielprocedures in acht moet worden genomen, vooral in situaties waarin vreemdelingen in een kwetsbare positie verkeren. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling afgewogen tegen de belangen van de staat en heeft besloten dat uitzetting niet kan plaatsvinden totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan.

Uitspraak

201904177/2/V2.
Datum uitspraak: 5 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 8 mei 2019 in zaak nr. NL17.3908 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij aanvullend besluit van 2 mei 2018 heeft de staatssecretaris dit besluit gehandhaafd en geweigerd de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen.
Bij uitspraak van 8 mei 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris, nu de minister van Justitie en Veiligheid, moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Drop    w.g. Bossmann
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2019