ECLI:NL:RVS:2019:1858
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 5 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 1 juni 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een aanvullend besluit op 2 mei 2018, waarin de staatssecretaris het eerdere besluit handhaafde en weigerde om de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen, heeft de rechtbank Den Haag op 8 mei 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat hij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zou ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek in het licht van eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RVS:2019:457, toewijsbaar geacht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielprocedures in acht moet worden genomen, vooral in situaties waarin vreemdelingen in een kwetsbare positie verkeren. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling afgewogen tegen de belangen van de staat en heeft besloten dat uitzetting niet kan plaatsvinden totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan.