201809297/2/A2.
Datum beslissing: 12 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de Belastingdienst/Toeslagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, gevolg gevend aan de uitspraak van de Afdeling 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3031, het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 8 juni 2015, waarbij zijn verzoek om een persoonlijke betalingsregeling voor het terugbetalen van te veel ontvangen kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 tot en met 2011 is afgewezen wegens het bestaan van grove schuld, gegrond verklaard voor de toeslagjaren 2010 en 2011 en ongegrond voor de toeslagjaren 2008 en 2009. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) meegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het stuk betreft een proces-verbaal van de politie over een aangifte van een strafbaar feit.
Overwegingen
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. Het proces-verbaal bevat politiegegevens, waaronder persoonsgegevens van de aangever, als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). Gelet op artikel 25 van de Wpg heeft alleen degene op wie een politiegegeven betrekking heeft - de betrokkene - in beginsel recht op inzage van dat politiegegeven.
Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de aangever bovendien zwaarder dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de inhoud van het proces-verbaal.
4. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Drop w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2019