ECLI:NL:RVS:2019:2258

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
201805409/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 28 februari 2017 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 5 juni 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, waarbij zij zich baseert op een eerdere uitspraak van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3735). De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep alsnog gegrond. Dit houdt in dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij rekening moet houden met de eerdere uitspraak van de Raad van State.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.536,00 bedragen, welke kosten zijn toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. S. Yildiz. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.

Uitspraak

201805409/1/V2.
Datum uitspraak: 4 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2018 in zaak nr. NL17.1376 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover nu van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 juni 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, is het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 28 februari 2017 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigen. Dit betekent dat de staatssecretaris met inachtneming van voormelde uitspraak van 21 november 2018 een nieuw besluit moet nemen.
2.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2018 in zaak nr. NL17.1376;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van 28 februari 2017, V-nummer […];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Yildiz
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2019
594.