ECLI:NL:RVS:2019:2307
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 9 juli 2015 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 maart 2016 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W. Beemers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris medegedeeld dat de vreemdeling inmiddels een opvolgende aanvraag heeft ingediend en in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. De vreemdeling handhaaft zijn hoger beroep, maar stelt dat zijn belang ligt in de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, die volgens hem vervroegd moet worden naar de datum van de oorspronkelijke aanvraag. De Raad van State overweegt dat, gelet op eerdere uitspraken, de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart het hoger beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.M.J. den Houdijker, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.