ECLI:NL:RVS:2019:2369
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 januari 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 21 november 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 juli 2019 geoordeeld dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank is eerder beantwoord in een andere uitspraak van de Afdeling. De rechtbank heeft verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend, ondanks dat dit niet op de eigen mobiele werkplek is gebeurd.
De overige grieven van de vreemdeling zijn ook ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn gesteld, niet van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Daarom is het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.