ECLI:NL:RVS:2019:2980

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
201906308/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel

Op 2 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 24 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank had op 19 augustus 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist door artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 september 2019.

Uitspraak

201906308/1/V3.
Datum uitspraak: 2 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 augustus 2019 in zaak nr. NL19.17300 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000).
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bakker
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2019
395.