ECLI:NL:RVS:2019:2988
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
Op 3 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden verzocht, niet-ontvankelijk waren verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen, die in hoger beroep gingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Ze verzochten om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroep was beslist en dat zij opvang en verstrekkingen zouden ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hadden gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep is genomen. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielzaken in acht moet worden genomen, vooral als het gaat om de rechten van de betrokken vreemdelingen.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in aanwezigheid van griffier mr. J.E. Engelhart, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2019.