ECLI:NL:RVS:2019:3076
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- G.M.H. Hoogvliet
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 23 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 20 november 2018 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.W. Melchers, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvragen die in de grieven zijn opgeworpen, behandeld en in een eerdere uitspraak van 9 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2992) beantwoord.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaard, waarbij de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is op 9 september 2019 openbaar uitgesproken.