ECLI:NL:RVS:2019:3076

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
201809451/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
  • G.M.H. Hoogvliet
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 23 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 20 november 2018 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.W. Melchers, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvragen die in de grieven zijn opgeworpen, behandeld en in een eerdere uitspraak van 9 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2992) beantwoord.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaard, waarbij de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is op 9 september 2019 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201809451/1/V3.
Datum uitspraak: 9 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 november 2018 in zaak nr. NL18.19611 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 november 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.W. Melchers, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de grieven opgeworpen rechtsvragen heeft de Afdeling bij uitspraak van 9 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2992, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog ongegrond verklaren. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 november 2018 in zaak nr. NL18.19611;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Bakker
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2019
395.