ECLI:NL:RVS:2019:3345
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding
Op 3 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 3 juli 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 21 augustus 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019, en de voorzieningenrechter heeft de beslissing vastgesteld in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de verplichting van de overheid om zorg te dragen voor de proceskosten van de betrokkenen.