ECLI:NL:RVS:2019:3359
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid inzake opvangverzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 28 oktober 2016 een verzoek ingediend om opvang te verlenen, waarop de staatssecretaris op 27 februari 2017 besloot het bezwaar van de vreemdeling ongegrond te verklaren. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 26 juni 2018 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ook ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvraag die in het hogerberoepschrift is opgeworpen, beantwoord. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gereageerd op het verzoek van de vreemdeling om opvang te verlenen met een aanbod van onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel. De grief van de vreemdeling faalt, en het hoger beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2019.